Datering
Maker Onbekend
Blokmodel van een walvisvaarder, afgewerkt met been.
Scheepsmodel van een walvisvaarder. Blokmodel van teakhout, afgewerkt met been. Schaal niet bekend. Rondhouten en tuigage: Het schip heeft drie masten en een boegspriet. De boegspriet is verlengd met een kluifhout. Ze zijn met een metalen ring aan elkaar verbonden. De boegspriet en het kluifhout worden gehouden door drie voorstagen, een waterstag naar onder (via een stampstok of Spaanse ruiter) en aan weerszijden door boegstagen (waarvan twee via een soort blinde-ra die fungeert als uithouder). Aan de achterkant is de boegspriet gehaakt in een nagelbank en vastgezet in het voordek. De drie masten: een fokkemast, een grote mast en een bezaanmast. Alledrie masten bestaan uit drie delen: een mast en een marssteng en een bramsteng. Tussen de mast en de marssteng is een houten overloop (de mars). De verbinding tussen mast en marssteng wordt gemaakt door een zogenaamd ezelshoofd (plaat van been). Ook de verbinding tussen marssteng en bramsteng wordt gemaakt door een ezelshoofd en twee zalingen van been. Aan de voorkant worden de fokkemast en de daarop staande stengen gehouden door drie voorstagen, die zijn vastgezet op de voorsteven, de boegspriet en het kluifhout. De fokkemast, de grote mast en en bezaanmast worden alledrie aan weerszijden gehouden door een staand want van vijf hoofdtouwen met daartussen weeflijnen (touwladders). Het staand want is met puttingijzers en rusten (horizontale balken) vastgezet aan de buitenkant van het schip, onder het berghout. De marsstengen worden aan weerszijden gehouden door een marsstengewant van drie hoofdtouwen met weeflijnen (touwladders) die zijn vastgezet aan de marsen. Ook tussen de masten zijn stagen gemaakt. Het schip is niet uitgerust met zeilen. De drie masten zijn elk voorzien van vier dwarsra's. Aan de bezaanmast naast deze ra's een rechte gaffel en een giek. De vallen van de de zeilen zijn belegd op nagelbanken rond de masten. In de top van de grote mast een rood-wit-blauwe vlag (verkleurd) en in de neerhaler van de gaffel op het achterschip een tweede rood-wit-blauwe vlag. In de toppen van de masten kloten van been. Ook de blokken zijn van been. Ze zijn niet voorzien van lopende schijven. De romp: Puntig voorschip met aangezette voorsteven. Platte achterover hellende spiegel. Bodem met kiel. Het model van voor naar achter: Aan de achterkant is de boegspriet gehaakt in een nagelbank en vastgezet in het voordek. Aan weerszijden van de steven een kraanbalk, waaraan een anker hangt. Op het verhoogde voordek, achter de boegspriet, een kaapstander. Rond de voet van de drie masten zijn nagelbanken gemaakt. Tussen de masten twee dekhuizen. Aan weerszijden hangen twee reddingsloepen buitenboord en twee stootkussens. Achter de bezaanmast een stuurwiel. Het achterdek is verhoogd. Het is omgeven door een metalen reling. Op het verhoogde achterdek is de schoot van de bezaan vastgemaakt. De spiegel is plat. Er zijn drie toogvormige ramen in gemaakt met erboven enige versieringen. Boven de spiegel de achterlantaarn. Diverse onderdelen zijn gemaakt van been: de ankers, de boegversieringen, de stootkussens, de bovenkant van het boeisel, de nagelbank op het voordek, de kaapstander, de nagelbanken, de daken van de dekhuizen, de bolders, het stuurwiel, de relingstanders, de lantaarn, de spiegel en het roer. Kleuren: Het model is gelakt. De benen onderdelen zijn ongeverfd. Er zijn verder geen kleuren op aangebracht. Accessoires: stander.
De herkomst van het model is niet bekend. Het is eerder in het museum geweest. Daarvan is melding gemaakt in het Sneeker Nieuwsblad van 29 juli 1948. Walvisvaarders waren zeilschepen die speciaal waren ingericht voor de jacht op walvissen. Het zijn de Noordsvaarders of Groenlandvaarders. Dat is een aanduiding van de functie, niet van het type. Noordsvaarders waren fluitschepen, katschepen of bootschepen. Het model lijkt, vanwege de vorm van het achterschip, het meest op een bootschip. Bootschepen zijn kleine fluit-achtige schepen. De boorden zijn echter minder ingehaald dan bij het fluitschip. Bootschepen hebben geen hekbalk en de ronding van de romp loopt door tot tegen de achtersteven. Daarboven is een breed hakkebord met ramen. Er waren drie masten met onder- en mars zeilen, in de 18de eeuw ook bramzeilen. Walvisvarende bootschepen hadden zes sloepen. Gemiddelde afmetingen in de 18de eeuw: lengte 27 meter, en breedte bijna 4 meter.
literatuur:
- Sneeker Nieuwsblad 29 juli 1947literatuur:
- Sneeker Nieuwsblad 29 juli 1947
Reacties