Datering
Maker Gerlof Leenstra

Notarisklok of kantoortje.

Staartklok. Zogenaamd kantoortje of notarisklok: een kleine uitvoering van de Friese staartklok. Witte wijzerplaat met ornamenten (bloemen en hoornen) in zwart en goud. Urenaanduiding in Romeinese cijfers, minuten aanduiding in Arabische cijfers. Er boven een voorstelling met een hengelaar bij een vaart met links huizen een molen. Bijzonder zijn de afgeschuinde hoeken van de kap, waar de pilaren voor zijn gezet. Op de kap twee vergulde bazuinengelen en een atlasfiguur. De kast is gemaakt van eikenhout (meekrapkleur).
Het uurwerk is origineel, maar het wekkerwerk is vernieuwd.
Gerlof Leensma (Sneek 1793-1839) was uurwerkmaker te Sneek. Van zijn hand zijn ook enkele staartklokken bekend. Sieds Teede Haanstra heeft de wijzerplaat beschilderd. Hij is geboren te Sneek op 25 aug. 1809, zoon van meesterklokschilder Teede Siedses. In 1840 wordt hij genoemd Sieds Teede Haanstra, oud 30 jaar en gehuwd met Aagje de Vries uit Oosterzee. Zij hadden vier kinderen waaronder twee zoons Teede (5) en Jacob (1).

Identificatie
Titel
Notarisklok of kantoortje.
Objectnummer
FSM-2002-042
Objecttype
  • Notarisklokken
  • Staartklokken
  • Uurwerken
    Algemene benaming voor het instrument dat de tijd aanduidt.
Persistente URL
http://hdl.handle.net/21.12111/fsm-collect-1000018043
Werk
Breedte
18 cm
Hoogte
93 cm
Lengte
35 cm
Museum
Fries Scheepvaart Museum
Vervaardiging
Maker
  1. Gerlof Leenstra
Datering
Materiaal
  • Hout
    Hout is een bouwmateriaal, afkomstig van boomstammen en -takken. Naast merg, spint en schors vormt het daarvan het voornaamste bestanddeel. Ten noorden van de Alpen is hout van oudsher het belangrijkste bouwmateriaal. Onderscheiden worden naaldhout van naaldbomen (dennen, grenen, vuren) en loofhout van loofbomen (eiken, beuken enz.). De stammen werden meestal in het groeigebied gekantrecht en per vlot of in een schip over water vervoerd. De houthandel en -nijverheid concentreerden zich in Nederland vooral in Dordrecht, Amsterdam, Deventer en later ook in de Zaanstreek. Voor regionaal gebruik concentreerde de houthandel zich ook in plaatsen als ’s-Hertogenbosch, Schoonhoven en Tiel. (Haslinghuis)
  • Metaal
    Alle leden van een grote groep stoffen die meestal een kenmerkende glans vertonen. Het zijn goede geleiders van elektriciteit en warmte, ze zijn ondoorschijnend, kunnen smelten en zijn meestal pletbaar of kneedbaar. (Project Fotografie)Any of a large group of substances that typically show a characteristic luster, are good conductors of electricity and heat, are opaque, can be fused, and are usually malleable or ductile. (Project Fotografie)Een metaal is een materiaal dat in vaste vorm kristallijn is, ondoorzichtig, smeedbaar, pletbaar en een goede geleider van warmte en stroom. (Conservation Dictionary)
  • Eikenhout
    Eiken is het hout van de Quercus robur. Het hout is hard en goed bestand tegen water. Het is in Noord-Europa op grote schaal gebruikt in de bouw, voor schepen, meubels en panelen. (Conservation Dictionary)Eikenhout is het hout van de eikenboom. Eikenhout is een zeer duurzame houtsoort met wijde poriën, en met brede glinsterende spiegels wanneer het dosse gezaagd is. Het is belangrijk materiaal voor balken, kappen, kozijnen, deuren, betimmeringen e.d.. Tot in de 17e zeer algemeen toegepast, tegenwoordig door schaarste kostbaar en als timmerhout vrijwel geheel door naaldhout verdrongen. Het laat zich goed besnijden en is daarom geschikt voor het maken van meubels. Voor betimmeringen gebruikte men graag wagenschot en gekloofde planken. Eikenhout werd doorgaans aangeduid naar de plaats van herkomst of naar de doorvoerhaven: bv. Deventer hout, Zutphense planken, Hasselts hout (aangevoerd langs de Overijsselse Vecht), Rijns eiken, Wezels hout (langs de Lippe, Ruhr en Rijn aangevoerd), Brabants hout. Noords eikenhout kwam uit Noord-Duitsland en de Oostzeelanden. In Oost-Nederland werd veel inlands eiken verwerkt. Thans is er in hoofdzaak Frans, Westfaals en Slavonisch eiken in de handel. (Haslinghuis)Oak is the wood of Quercus robur. The wood is hard and highly resistant to water. It has been widely used in northern Europe in construction, for ships, furniture and panels. (Conservation Dictionary)Oak wood is the wood of the oak tree. Oak is a very durable type of wood with wide pores, and with wide glistening mirrors when cut on the dead end. It is important material for beams, hoods, frames, doors, paneling and the like. Very widely used until the 17th century, nowadays it is expensive due to its scarcity and almost completely replaced by softwood. It is easy to cut and therefore suitable for making furniture. For paneling, people liked to use wagon shot and split planks. Oak wood was usually designated by its place of origin or transit port: e.g. Deventer wood, Zutphen planks, Hasselt wood (supplied along the Overijsselian Vecht), Rhenish oak, Wesel wood (supplied along the Lippe, Ruhr and Rhine rivers), Brabant wood. Nordic oak wood came from northern Germany and the Baltic countries. In the eastern Netherlands a lot of native oak was processed. Nowadays mainly French, Westphalian and Slavonian oak is in trade. (Haslinghuis)
  • Messing
    Legering van koper en zink, z.g. geelkoper. Hiervan werden talloze voorwerpen gegoten, zoals kronen, lezenaars, koorhekken of onderdelen daarvan. Men noemde dit geelgieterswerk. (Haslinghuis)
Aankoop & Licentie
Licentie
BY-SA