Stoffer

In Europa stond de zeventiende eeuwse Hollandse huisvrouw bekend om haar ‘properheid’ (keurig of netjes). Vergeleken met andere Europeanen, werd er veel aandacht besteed aan het schoonmaken van het huis. Schoonmaken behoorde dan ook tot de belangrijkste taken van de vrouw des huizes (vrouw die aan het hoofd van een gezin staat). Wanneer er genoeg geld was, werd er een dienstbode, meid of wasvrouw ingehuurd. Dit waren vaak vrouwen uit de lagere klassen. Doordat er weinig andere werkmogelijkheden waren voor deze vrouwen, leidde dit vaak tot exploitatie (misbruik). Alhoewel ieder huishouden een stoffer of bezem had, en er de hele dag door schoon werd gemaakt, was niet alles even schoon. Vooral op straat kon het behoorlijk vies zijn. Zo werden emmers met uitwerpselen (poep en plas) op straat geleegd. Daarnaast dachten de meeste mensen dat het wassen van je lichaam slecht voor je was. Dit deden ze dan ook niet of nauwelijks.