Kerktoren als deel van gebouw, mogelijk een school in Hoorn
Identificatie
Titel
Kerktoren
Objectnummer
F072497
Objectcategorie
Fotocollectie
Objecttype
dia
Een dia (of diapositief) is een (met een zogenaamd omkeerprocedé) positief ontwikkelde kleuren- of zwart-witfoto op transparant materiaal. Kleurenfoto's voor publicatiedoeleinden worden meestal als dia gemaakt. In toenemende mate worden hiervoor echter digitale camera's ingezet. (Wikipedia)Afkorting voor diapositief. (Project Fotografie)Positieve transparanten, geschikt voor projectie, al dan niet ingeraamd. Bij inraming twee formaten toegepast: 35mm-film en 6 x 6 cm. (AAT-Ned)
Kerktorens zijn hoogopgaande bouwwerken bij kerken. De plattegrond is gewoonlijk (bijna) vierkant, soms achthoekig, zelden zeshoekig, een enkele keer rond. De toren wordt bekroond met een spits, zadeldak, lantaarn of helm, waarop een kruis, meestal met een weerhaan. Sinds VII is de kerktoren in het bovendeel voorzien van een constructie voor het ophangen van luiklokken klokkenstoel. Sinds XIV-xv is de toren ook voorzien van een uurwerk met een of meer wijzerplaten. De gewone plaats van de kerktoren is midden voor de westgevel van de kerk. Andere plaatsen zijn een van de hoeken of terzijde van het schip of het koor. Meestal bevat een kerktoren een ingangsportaal. Romaanse en gotische kerken hebben vaak twee torens die de voorgevel met het middenportaal flankeren. Tegen de kerktoren is soms een traptoren gebouwd, tenzij de trappen zich inwendig bevinden of in de dikte van de muur zijn uitgespaard. Kenmerkend voor het romaans en de vroege gotiek zijn de twee westtorens die een travee van de middenbeuk insluiten. Deze opzet hangt samen met de opzet van het westwerk en de narthex. In de romaanse vorm zijn deze torens opgebouwd uit drie, vier of vijf geledingen met nagenoeg geen versmallingen. Elke geleding heeft nissen tussen lisenen. In de gotiek vertoont het torensilhouet duidelijke insnoeringen; omgangen met een borstwering markeren de geledingen. De bekroning krijgt de vorm van een naaldspits. De spitsbogige nissen en galmgaten tussen de soms zware steunberen doen schaduwpartijen ontstaan. Daarna wordt de constructie steeds meer open. De torens komen op de verzwaarde westelijke schippijlers in de ruimte te staan. Deze openheid uit zich ook in de lichte achtkante lantaarns die de bovenste geledingen vormen. De enkele toren vervangt in de late gotiek steeds meer het dubbele torenfront. De renaissance kwam weer tot een sterke horizontale deling, een stapeling van min of meer kubusvormige blokken. Voor het overige heeft de renaissance zich in hoofdzaak gemanifesteerd in de bekroningen waarmee zij al bestaande of onvoltooide torens verrijkte. Gedeeltelijk geldt dit ook voor de barok. In deze periode verdringt de oostelijke koepeltoren op de kruising echter de westtoren. De tempelfronten van het classicisme hadden voor een kerktoren in het geheel geen plaats. In Nederland kreeg de neogotische kerktoren na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie weer architectonische betekenis. (Haslinghuis)
Reacties