Datering
Maker onbekend
Muts
De hoofdbedekking (kinderkap), die het meisje tot aan haar 18e jaar draagt en de jongen tot aan zijn 7e jaar, bestaat in volgorde van onderen af uit de volgende 7 onderdelen; a - de onderhul; b - de blinker c - de hullekap ; d - de orenkap plus keelband; e - de (boven) muts; De jongensmuts is een rozetje met 6 banen eromheen en het meisjesmutsje bestaat uit een middenbaan met twee zijbanen.; 's Zomers is het mutsje van katoen, en rondom afgewerkt met langet. Voor hoogtijdagen heeft men bij voorkeur een mutsje van een mooie sitsen stof. 's Winters is de muts veelal van een zwaardere stof, bv. damast- of japonstof (een wollen vilt-achtige stof), omgeboord met wollen of zijden koor. Volgens oud gebruik werd aan de achterzijde van de muts, waar de kooreinden samenkwamen, een belegseltje, bij voorkeur een "sitspleistertje" aangebracht, dat deze kooreinden bedekte. Bij laat 18e eeuwse mutsen is deze pleister nog vrij groot, maar gaandeweg wordt dit lapje steeds smaller, om omstreeks 1920 totaal te verdwijnen.; In de loop der tijden is de gehele kinderkap steeds kleiner van formaat geworden, en gebruikte men voorheen twee keelbanden om de muts op zijn plaats te houden, een bij de orenkap en een bij de (boven)muts, later is men alleen bij de (boven)muts een keelband blijven gebruiken.; Een donkere kleur stof of sober patroon, zijn kenmerkend voor het in de rouw zijn.
Kindermuts, halfwollen weefsel, zwart met rode weerschijn, bestaande uit een middenbaan en twee zijbanen, rondom afgwerkt met geel taand zijden koor met rood, aan de; achterzijde een ander stukje koor ingezet, middenachter een "sitspleistertje", (Ind.) opgenaaid, gevoerd met ongebleekte katoen, gedragen door kindje in de baker, 's winters.
Reacties