Datering
Maker A. Wildschut
Hoop op Zegen
Het beurtscheepje was bekend als een snelle zeiler. De eerste eigenaar was waarschijnlijk een koopman uit Heidenschap die met het schip geregeld naar de markten voer om er zijn benodigde waren te kopen. Bekende markten waren de vrijdagmarkt in Leeuwarden en de dinsdagmarkt in Sneek. Het beurtscheepje kon voor de mast een deklast voeren. Vaten, zakken en andere losse produkten konden hierop geplaatst worden. In het ruim, onder de ronde ijzeren luiken, werd de rest van de lading geplaatst. De mast kan gemakkelijk gestreken worden, zodat onder vaste bruggen doorgezeild kon worden. Rond de eeuwwisseling kwamen er stoomschepen in gebruik die het vervoer over water overnamen.
Gedetailleerde beschrijving
Romp:De romp heeft mooie vloeiende lijnen. Het is een tjalkvorm. Het schip is van ijzer en geklonken. Voorsteven: De voorsteven is krom, en heeft een doosconstructie. De loefbijter is spits naar voren. De voorsteven wordt afgedekt met een houten deksel. De berentand is eenvoudig, geen versieringen, evenals het kluisbord. Er is een rond dicht oog in het midden van het kluisbord. De ijzeren botteloef heeft vier ogen. Er is een voorstevenbeslag met een oog aan de bovenkant. Berghouten: Deze zijn van ijzer en opgevuld met cement. De berghouten gaan in het midden over op bergplaten. Er zijn houten slemphouten welke naar de voortsteven lopen. Zijde en boeisel: Aan BB voor is een merk: ' 12\249 ton ' en achter het merk: 'S 1166 N'. Voor op het potdeksel zijn twee nokken als korvijnnagel. Aan SB en BB een vierkante bolder met horizontale nagel tegen boeisel. Het potdeksel wordt gevormd door een hoeklijn met halfrond boven op. Een aanvaringsklamp hangt aan twee ogen met haakjes vlak voor de zwaarden. Een houten strijkklamp is tegen romp gebout. Het zwaard is rond met een ijzeren kop en een beslag met ijzeren ster en een zwaardbout. De zwaardbout loopt door het boeisel en is met een ijzeren keg geborgd. Achter het zwaard is een houten steunklos aangebracht tegen het boeisel. De zwaardloper loopt buiten langs naar een schildpadblok op het boeisel en is verbonden met een talie. Deze bestaat uit twee ijzeren platte zwaardtalieblokken. Achter aan buitenkant, net onder potdeksel ter hoogte van de stuit, is er een ijzeren kikker voor het beleggen van de zwaardtalie. Hierachter is een weg te klappen haakje voor het ophangen van de talie. Voor en achter staan twee scepters in het potdeksel. Deze zijn rond en van boven open. Er is aan beide kanten achter een vierkante bolder met horizontale nagel. Achtersteven: Dit is een vierkante doos constructie. Drie ogen zijn aan achterkant bevestigd voor het ophangen van het roer. Roer: Het roer is breed, de kop heeft een lange vorm, zoals bij een tjotter. De helmstok heeft een lange lade, welke over de kop van het roer past. Achter is de helmstok afgerond. Dekindeling: Voordek of plecht met uitwip, luikenkap met gangboorden aan weerszijden tot bollestal. De luiken lopen in een lijn door met de roef. Achter een bollestal. Dekken en gangboorden: Luik voor de uitwip mast. Deze bestaat uit twee ijzeren luiken welke naar voren toe breder zijn. De vorm van het likhoofd wordt bepaald door de mastgewichten, welke vrij moeten lopen. Tegen boeisel is een ijzeren overloop vastgebout. Aan BB is een ring, waarin de overloop draait. Aan SB wordt de overloop in een oog gestoken. Luiken zijn rond gebogen en van ijzer. Totaal 5 stuks. Het tweede luik van voren bestaat uit twee helften, de overige lopen van den tot den. De merkels zijn rond gebogen, v-vormig. Op de den zijn ogen geklonken. De roef staat achter het ruim. In het midden achter is een schuifluik in het dak van de roef. In achterwand zijn twee ijzeren deurtjes welke naar buiten draaien. De wand van de roef helt schuin naar voren. De gangboorden zijn breed. De bollestal heeft achter en in de zij een doorlopende houten bank. De oorspronkelijk houten vlonder is vervangen door een ijzeren plaat i.v.m onderhoud. In het midden is een oog voor het inpikken van het grootschootblok. Mast: De mastkoker is een ijzeren doos met een houten, iets rond lopende houten klos als afsluiting van boven. Er zijn twee houten klampen (halve) aan SB en BB tegen de mastkokerwangen. De knecht is van hout en is tegen de achterkant bevestigd. Aan elke kant een ijzeren korvijnnagel en een lummeloog. De mastkoker loopt door tot op het spoor. De koker is u-vormig onderdeks. Het spoor loopt over 4 kattensporen. De mast is onderdeks draaiend. De mastgewichten zijn van ijzer. Met een vertanding is het gewicht verbonden met het ondereind van de mast. Een ijzeren beugel houdt het gewicht op zijn plaats. De mast heeft een achtkantige geprononceerde hommer. Er is een oog voor de dirk en de voorstag. Er is geen want. Drie hanenpoten zitten aan achterkant. Boven aan BB is een uithouder voor de lantaarn. De trommelstok is van ijzer. Scheerhout [komt later] Ruim: Achter is een dicht schot tegen voorkant roef. Het keerspant is net achter de mast. Kleuren: De romp is zwart; onder berghout voor en achter licht/zeegroen; berghout zwart; voorteven en achtersteven licht/zeegroen; berentand wit en rood; boeisel donkergroen; beslag wit; binnenkant boeisel havannabruin; potdeksel zwart; dekken zwart; den havannabruin; luiken zwart; roefdak licht/zeegroen; banken in bollestal donkergroen. Zeilen: Er is een grootzeil met ronde gaffel en een stagfok. [De intimmering is niet meer aangebracht. Een gedeelte is waarschijnlijk nog aanwezig. Er zijn echter tot nog toe weinig gegevens voorhanden om het inwendige geheel te kunnen reconstrueren] OUDE CODE: SM F 06 OUDE REGISTRATIE: B 506 NAAM: 'Hoop op Zegen' SCHEEPSTYPE: skûtsje, beurtvaarder. SOORT SCHIP: vrachtschip. MOTOR: verwijderd. KADASTERNUMMER: S 1166 N (geen teboekstelling gevonden, zie correspondentie) HISTORISCHE BIJZONDERHEDEN: Dit scheepje is gebouwd in Gaastmeer bij Wildschut in 1904. Waarschijnlijk is het het eerste ijzeren schip dat deze werf heeft gebouwd. Het schip is in eerste instantie gebruikt voor de beurtdienst tussen Heidenschap (nabij Workum) en Leeuwarden. Bekend is dat de beurtschippers vroeger op ongeveer hetzelfde tijdstip vertrokken uit een stad en terugzeilden naar hun dorpen, dan probeerden ze elkaar voorbij te varen. Uit deze onofficiële wedstrijden is het huidige skûtsje-silen gegroeid dat vroeger werd aangeduid als wedstrijden voor vracht en beurtschepen. Waarschijnlijk is om die reden het schip overbodig geworden en is het schip in 1924 verkocht aan de bloemisterij Jongstra uit Heeg. De familie Jongstra had oorspronkelijk een tuinderij in Leeuwarden. Als een van de eerste bloemisten buiten de grote stad trok Durk Nammens Jongstra in 1824 naar Heeg. Hij vestigde zich in Heeg omdat er in deze plaats veel rijke palingkooplieden woonden. Hier werd hij tuinman en onderhield de grote tuinen van de kooplieden, daarnaast zette hij een bloemisterij en groentetuin op. In 1834 werd Sybren Durks Jongstra geboren, die twee zonen kreeg resp. Gosse (1867) en Durk (1877). Gosse had vier zonen: Sybren (1895), Piter (1902), Durk (1904) en Jehannes (1906). Durk en Johannes hebben het bedrijf in Heeg tot 1951 voortgezet. Aanvankelijk werd een 4 tons overdekte praam gebruikt voor het vervoer van de planten. Deze werd vervangen door een praam van 8 ton en in 1924 door het ijzeren beurtscheepje. Het beurtscheepje werd gebruikt om bloemen, beltsjeblom, fresia's, geraniums en narcissen, naar de weekmarkten te brengen. Met twee man werd het schip gevaren naar Bolsward, Makkum en Workum. Op de markten werden de planten op een kar of kraam verkocht. Ook werd op vaste dagen Sneek en Balk bezocht. Slechts enkele dagen was men van huis. Er kon in het schip worden overnacht, want het was ingericht voor enkele overnachtingen. Het scheepje stond in de Zuidwesthoek bekend als het 'Blommeschip van Heeg'. Voor de oorlog al kwam er een einde aan het bloemen varen. Het wegtransport nam het vervoer over. Het scheepje werd nog wel gebruikt voor pleziertochtjes en in de oorlog voor vervoer van bijvoorbeeld aardappelen. Direct na de oprichting van het museum is dit schip in de museumcollectie opgenomen. Op dit moment ligt het schip in de stadsgracht als beurtschip of bloemenschip. EIGENAARS (in chronologische volgorde): NAAM EIGENAAR: ADRES/PLAATS: DATA:; Wiebe J. de Jong Heidenschap 1904(?)-1924; Gebr. Jongstra Heeg 1924-1951; ZZM 18-01-1951. SCHEEPSTYPE: Tjalk algemeen: De tjalk is een in Nederland veel voorkomend type. De voorgangers van dit ijzeren scheepje zijn al eeuwen in vele delen van ons land bekend. Het is een product van eeuwenlange evolutie van houten scheepsbouw. Tot het eind van de vorige eeuw werden deze schepen in hout gebouwd. Omstreeks 1880 kwam de ijzerbouw op gang. De tjalk is een verzamelnaam voor schepen met een plat vlak en kromme stevens, invallende boeisels bij voor- en achterschip en aangehangen roer. Het skûtsje is een kleine tjalk van fries model.; Het onderhavige schip is een echte vertegenwoordiger van de Friese skûtsjes, hoewel daar tegenwoordig een groter slag schepen mee aangeduid wordt. De scheepjes hadden een lengte tot ongeveer 12 meter en een draagvermogen van 8-18 ton. Kenmerkend is de ronde luikenkap, de daarop aansluitende lage roef en de open bollenstal waar gestuurd kon worden. Het schip heeft een tamelijk lange mast en giek. Het roer heeft een vaste klik met een eroverheen passende helmstok. De 'Hoop op Zegen' is een van de eerste schepen uit onze collectie en heeft een prachtige lijn.
Reacties