Datering
Maker G.J. van (Meppel) Goor

De Hoop

Boeierpraam voor het transport van turf van de frima Kats uit Zwartsluis. In 1924 kocht P. Kats, een turfhandelaar uit Zwartsluis, het schip van Arend van Oosten uit Vollenhove. De turf die Kats uit Drenthe haalde, werd in Zwartsluis met de hondekar uitgevent. In de negentiende eeuw werden de Drentse en Overijsselse kanalen druk bevaren door turfscheepjes, zoals deze boeierpraam. Zij vervoerden turf van de veengebieden naar de overslagplaatsen, zoals de turfmarkt in Zwartsluis. Door hun geringe diepgang konden de scheepjes op de smalle en ondiepe sloten in het veengebied varen en daar direct turf Iaden. Zij waren echter niet geschikt om de turf over de Zuiderzee naar Holland te zeilen. Voor dat doel waren grotere tjalken en pramen in de vaart.

Gedetailleerde beschrijving

1. ROMP: Boeierpraam. IJzeren geklonken schip. Praamtype (Overijssel). Het model heeft weinig zeeg, is smal en lang, met kromme voorsteven en praam- en aakachtige kenmerken. {Indeling is aangehouden van restauratieonderzoek} DEKKEN: Dekindeling: voordek, luiken voor de mast en achter de mast, smalle gangboorden, achterdek. VOORDEK: Het voordek is van gladde plaat gemaakt en heeft tamelijk veel ronding. MASTDOFT: De mastdoft loopt van gangboord naar gangboord, is iets rond gebogen, hierin is mastkoker geplaatst. De doft ligt op hoogte van de dekken an gangboord en is door luikenkap aan het zicht onttrokken. ACHTERDEK: Het achterdek bestaat uit lange ruiten plaat. Het dek loopt vrij rond. GANGBOORDEN: zijn smal en kunnen niet als pad worden gebruikt tijdens varen. OPBOUWEN: ROEF: De roef is niet teruggebouwd, de situatie van voor die tijd is aangehouden met woning onder dek. DEN + SCHILDEN: De den en de schilden zijn zonder schalmhaken e.d. voor vastzetten kleden. De luiken liggen enkele centimeters over den en schild. Enkele ringen zijn aangebracht voor het vastzetten van de deklast met touwen. BOVENWATERSCHIP: BOEISEL: Op stuit een houten aanvaringsklamp. Op zijn plaats gehouden door een platrond beslag. HAAKJE VOOR BOOT: Achter is een scharnierende haak aangebracht waarin de tros of vanglijn van de bijboot kon worden opgehangen. BERGPLATEN: Deze zijn van ijzer, bergplaten. Voor en achter dikker dan in zijde. De berghoutplaten lopen tot aan voor- en achtersteven, zonder slemphouten. Over het midden loopt tussen de stuiten een platronde ijzeren stootstrip. AANVARINGSSTUIT: Voor op de stuiten is een vaste houten klos horizontaal bevestigd met ijzeren platrond beslag. MERKEN: Op de steven zijn klinknagels aangebracht voor het aangeven van het inzinken bij lading. Telkens 1 en 2 nagels op regelmatige afstand boven elkaar. Voor ter hoogte van ca 1 meter voor de mast is een merk met tekst in vierkant gebeiteld: '42.619 ton' eronder ijkmerken ingebeiteld bestaande uit lange en kortere strepen afwisselend in verticale lijn onder elkaar. Achter, ca 2 meter voor achterkant luikenkap, tekst in vierkant gebeiteld: 'H v 238 N'. Ook hier ijkmerken als voor. Op de achtersteven zijn klinknagels in verticale lijn geslagen als merk voor het inzinken van het schip. Zie voorsteven. BOLDERS: Voorop staan twee ijzeren bolders, vierkant model en naar binnen vallend. Een korvijnnagel steekt door bolder. Aan binnenkant boeisel bevestigd met een steun naar dek. Achter bolders vierkant tegen boeisel als voor. Ze zijn direct achter zwaardlier geplaatst. Achter op potdeksel is een kleine recthoekige bolder aangebracht met eronder een vanghaak voor een lijn. Deze haak kan naar buiten worden gedraaid. VERHAALKAMMEN: Voor, vlak naast de voorsteven, zijn op het potdeksel twee ijzeren; verhaalkammnen geplaatst. BEF/KLUISGAT: Het kluisbord is dubbel, van ijzer. Een rond gat in het midden afgewerkt met een rond beslag van halfrond ijzer. BERETANDEN: De berentand is van hout, loopt van berghout naar boven en steekt iets boven potdeksel uit zodat hierop een neuringlijn kan worden vastgezet. Aan buitenkant afgewerkt met halfronde strippen. VOORSTEVEN: De voorsteven is krom. De kromming loopt zelfs iets naar achter. De steven heeft een doosconstructie en is van boven afgedekt met een houten deksel. (De oorspronkelijke deksel is bewaard gebleven en hierin staan de initialen 'AvO' ingekerfd. Dit was het bewijs dat de boeierpraam gebouwd is voor Arend van Oosten uit Vollenhove).De loefbijter is rechthoekig en loopt vertikaal. Het voorstevenbeslag is een strip welke van boven eindigt in een oog en welke van onderen is afgewerkt met een lancetvorm en een geribbelde verdikking. MASTKOKER: De mastkoker is ijzer bovendeks met hout opgevuld. De koker en de mastdoft zijn op grond van gevonden restanten en onderzoek gereconstrueerd. De koker is onder taps toelopend. Gaatjes in de kattensporen hebben mastspoor bepaald. Boven de mastdoft is de koker recht, eronder taps. MASTKLAMPEN: Aan BB zijn 2 klampen. Een knecht van hout met 2 korvijnnagels is tegen achterkant van koker bevestigd. Hierin is beslag voor lummel, scharnierend. KNECHT Een knecht van hout met 2 korvijnnagels is tegen achterkant van koker bevestigd. Hierin is beslag voor lummel, scharnierend. ACHTERSTEVEN: De achtersteven is een doosconstructie, open van boven en voorzijde. Afgesloten met een houten deksel. Aan BB is een ijzeren kikker tegen steven bevestigd voor delijn waarmee het roer in een hogere stand kan worden opgehesen. Over potdeksel is achter een klein dekje dat de driehoek tussen achtersteven en boeisel opvult. ONDERWATERSCHIP: Het schip is geheel geklonken. INGANG VOORONDER: Achter het braadspil een luik waardoor ankertros voert naar binnen. Luik van hout met persenningnaden. [Is vroeger een andere constructie geweest]. INGANG ACHTERONDER: In achterdek is een luikgat met ingangskap van achteronder met schijnlicht. De houten koekoek kan op een ronde rail naar BB open geschoven worden. BESLAG: WANTPUTTINGS: Er zijn ter hoogte van de mast 3 puttings met een oog. De voorste twee zijn voor het want, de achterste is voor de dirk aan BB. [Oorspronkelijk was er 1 want] BAKSTAGPUTTTING: Achter het zwaard is een putting op het boeisel bevestigd voor het inhaken van de bakstag. OVERIGE BEVESTIGINGSPUNTEN: In het hart van het achterdek is een schootoog. INWENDIGE CONSTRUCTIE: RUIMSCHOTTEN EN DEUREN: Ruimschot achter direct onder schild. Er zijn twee ijzeren deuren welke naar binnen draaien in aangebracht. [Het achteronder is niet ingetimmerd. Alleen de omlijsting van de achterraampjes was nog origineel aanwezig]. Voorruimschot is iets naar voren t.o.v. schild. Aan SB midden is een ijzeren luik. 2 TUIGAGE: RONDHOUTEN: MAST: De mast is van onder vierkant en taps. Boven de mastkoker wordt ze rond tot de hommer. De masttop heeft aan de achterkant 3 vaste hanenpoten. De hommer is achtkantig. Een hommerring met twee ogen voor het want en voor een oog voor de fokkenval, achter is een oog voor de klauwval. De voorstag is bevestigd aan een ovale ring welke om een hanenpoot is geslagen. Op de top van de mast staat een trommelstok met vleugel. De vleugel is rood. De masttop is wit geschilderd. Aan SB is een uithouder met schijfje waardoor valletje loopt voor het ophijsen van de lantaarn. GIEK: Deze is rond. Voor is een scharnierende lummelbeslag. Een schootring is vast bevestigd er zijn geen kiezen waartussen deze draait. Aan het eind is er een beslag voor de smeerreep met 3 standen. GAFFEL: Deze is recht met een houten klauw en rakje met klootjes. Er zijn twee ogen aan bovenkant met ringen naar een schalm. Hierin kan klauwvalblok geoikt worden. Aan bovenkant zijn twee beslagbanden met ogen voor de nokkenval. BOKKEPOTEN: De bokkenpoten zijn van hout en rond afgewerkt. Aan voorzijde is een beslag met een vork welke om schalm van ketting van voorstag valt. Aan achterkant is een beslag dat met oog dat draait om een bout tegen binnenkant boeisel. Achter is een lange steel, iets gebogen met een oog dat scharniert op pen tegen binnenkant van boeisel. MAST: LOPEND WANT: MASTLIER: Achter het voorluik is een ijzeren mastlier geplaatst in het hart van het schip. Een verhaalkop aan SB en BB. Aan SB een gangwiel en BB een zwengel met kromme arm. Er zijn twee vertragingsmogelijkheden. Een pal is naar dek geplaatst om trommel tegen te houden. Aan voorzijde is een handrem. Een staaldraad voert naar voren, naar blok op voorsteven en als een dubbele jol naar de voorstag. GROOTSCHOOT: Deze is samengesteld uit een tweeschijfsblok met hondsvot en haak aan de giek en een eenschijfs hakblok met korvijnnagel. De blokken zijn met buitenbeslag. Het is een derdehand. KRAANLIJN: Dit is een derdehand. Is samengesteld uit een vioolblok boven en een enkelschijfsblok onder. Dit onderste blok is bevestigd aan een ketting met bovenaan een kruisklamp voor het beleggen van het halende part van de kraanlijn. De ketting is voorzien aan onderkant van een haak, welke aan putting achter het want gepikt kan worden. FOKKEVAL: Dit is een dubbele jol. KLAUWVAL: Dit is een dubbele jol. NOKVAL: Dit is eigenlijk een derdehand, maar samengesteld uit twee losse blokken boven een blok en vast eind aan de gaffel. STAAND WANT: VOORSTAG: Deze is van staaldraad en bevestigd met een ovale ring om een hanepoot. Onder is deze met oog op bovenste blok van strijkwant bevestigd. WANT/BAKSTAGEN: Het want bestaat uit twee staaldraden. Onder zijn ringen met een talreep. [Dit was oorspronkelijk een verstelbaar systeem bestaande uit plat ijzer met gaten waardoor heen een bout kon worden gestoken.] ZEILEN: De zeilen waren niet meer aanwezig en zijn nog niet nagemaakt. ANKERGEREI: ANKERS: Voor ligt aan boord een stokanker met vaste stok [moet andere voor in de plaats komen.] HOUTEN SPIL: Voor in de kop een braadspil, liggend. Spil is achtkantig met een palband en pal naar steven. Er zijn ronde gaten recht tegen over elkaar aan beide kanten voor het insteken van handspaken. Het spil is achtkantig en samengesteld uit losse onderdelen. Het spil draait in wangen welke met ijzeren beslag vastgebout is aan boeisel en met een haak aan een oog in het dek. [De braadspil is onjuist gemaakt, het behoort aan een kant voor het plaatsen van het spil voorzien te zijn van losse oplegstukken. De ronde gaten behoren vierkant en iets taps te zijn zodat de handspaken er in vast klemmen. Voor de sterkte zitten de gaten naast elkaar. De beting behoort uit twee onderdelen te bestaan, met een naad over het asgat. De vorm is te hoog en smal geworden. De handspaken behoren onder kegvormig te zijn en zijn meestal met een verdikt handvat afgewerkt.] STUURGEREI: ROER: Het roer bestaat uit een vrij hoog roer en een hak. R zijn twee vingerlingen. De helmstok sluit over de kop van het roer. OP de bovenkant van het roer zijn twee klampen waarop de helmstok rust. De helmstok heeft een bocht of boog . OP het eind is een nagemaakt messing roertonnetje. Een beslag op de achterklant van de roer bestaat uit een plaat met aan bovenkant een een gesmede haak. Dit haakje gaat om een oog van het beslag op achtereind van de helmstok. De grondtalie loopt van SB oog op achtersteven via schijfje in voorkant roer naar boven en wordt vastgezet op ijzeren kikker op achtersteven. 5 LUIKENKAP: LUIKENKAP: Luiken zijn samengesteld uit 3 delen. De luiken zijn geklampt en met persenningnaad dicht gemaakt. Totaal zijn er aan elke kant 20 luiken, gemerkt met Romeinse cijfers van 1 t/m 20 (I t/m XX). Voor de mast liggen 3 kortere luiken op twee scheerbalkje. Het eerste luik is zo lang dat deze tot het midden komt. Twee scheerbalkjes van ijzer lopen van de mastkoker naar de voorschild. Hierdoor is er een opening voor de mastvoet bij het strijken van de mast. Deze opening wordt afgedekt met twee planken welke schuin tegen elkaar bevestigd zijn als een dakje. Dit afdakje rust op het voorste eerste luik en de achter tegen voorkant van mast / mastkoker. Er zijn in het ruim twee gebinten die de scheerbalk ondersteunen. 6 ZWAARDEN: Vrij rond model. De kop is afgedekt met ijzeren plaat. Rond zwaardboutgat een ster. Rondom een ijzeren beslag. In de bovenpost een oog voor het uithijsen. Boven een brede post, er tegen aan een onderpost en de driehoek opgevuld met evenwijdige delen. Een ijzeren plaat op achter-onderkant tegen slijten. Het zwaard kan aan en rust opgehangen worden, daarvoor is een haakje aan boeisel. Een ijzeren schildpadblok op boeisel. De zwaardophanging bestaat uit een zwaardbout welke over een pen valt in het gangboord. Er zijn twee plaatsen voor ophanging. Doorvoer van zwaadtalie door langwerpige gleuf in boeisel. Er is een kettingvoorloper en draad naar ankerlier. ZWAARDLIEREN: Aan SB en BB zijn zwaardliertjes geplaatst. De ijzeren lier heeft twee wangen in klokmodel. Er is een bovenas met vrijloop en een trommel met voetrem. De zwengel is met een ronde arm. AANVARINGSKLAMP: Aanvaringsklos hangt voor het zwaard. Het is van hout en heeft een platrond ijzeren beslag. STRIJKKLAMPEN: Strijkklamp voor zwaard is op hoogte waterlijn aangebracht. De klamp is van hout met bouten bevestigd. 7 WONING: De woning is nog niet ingetimmerd. DEKGLAS: Er zijn twee prisma's in dek gemonteerd. POORTEN: Achterin zijn twee poortjes rechthoekig met rond bovenkant. De restanten van de poortjes waren nog aanwezig. 8 DIVERSEN: STUURPLANK: Op het dek is een stuurplank, welke met beugels is bevestigd aan dek. Op plank klosjes om je schrap te kunnen zetten. ZETBORDEN: Op het boeisel zetborden. Deze zijn met platte pennen gestoken om een ijzeren beugeltje. Voor een bord en achter want vier planken. Gedeelte voor het want met tekst: 'DE HOOP L. KATS ZWARTSLUIS'. NAAMBORDEN: Tegen achterhuisje is een plank, in boogvorm bevestigd met Tekst: '1 9 0 0' en '1 9 2 4'.; KACHELPIJPDOOROER: In het hart is een doorvoer voor een schoorsteen gemaakt. [De schoorsteen zelf is nog niet gereconstrueerd]. [Nog niet aanwezig is interieur vooronder en achteronder. Evenals zeilen, slagaarden, buitenboordtrap, putsenbak, putsen, schaar, lenspomp, watervat. bomenbak, schoorsteen, katanker, loopplank, spoorkleden, beslag voor roer met hoge lading, losse knecht, ruimtrap, fokkenspriet, fokkenschot, zeilhuiken, ankerton, klik, loegplanken, gereedschap, huisraad, e.d.]

Identificatie
Titel
De Hoop
Objectnummer
013892
Objectcategorie
Vaartuigen
Objecttype
  • boeierpraam
    IJzeren praamtype (Overijssel) met aakachtige kenmerken; heeft weinig zeeg, is smal en lang en het ladingruim is afgedekt met luiken. 17 à 18 m lang en 3,5 à 4 m breed.
Persistente URL
http://hdl.handle.net/21.12111/zzm-collect-5545
Werk
Breedte
378.0 cm
Lengte
1788.0 cm
Museum
Zuiderzeemuseum Enkhuizen
Vervaardiging
Maker
  1. G.J. van (Meppel) Goor (vervaardiger)
Datering
Materiaal
  • ijzer
    Fe. Dichtheid 7,86 kg/m3. Metaal dat in de bouw zeer veel is toegepast, vooral voor het opnemen van trekkrachten in verankeringen, trekstangen e.d.. Het heeft het nadeel dat het sterk kan corroderen (roesten), waarna door volumevermeerdering schade aan bouwdelen kan optreden. Ook gebruikt voor spijkers, hang- en sluitwerk, siersmeedwerk en vele andere doeleinden. In XVII werd vooral vanwege de taaiheid en buigbaarheid veel ijzer uit Zweden betrokken en als zodanig in bestekken vermeld.Kan ook worden gegoten in vormen. Gietijzer bevat 3-5 koolstof, is bros en kan geen trekkrachten opnemen. Smeedijzer bevat ongeveer 0,1 koolstof. IJzer met zeer weinig koolstof wordt staal genoemd.
  • hout
    Hout is een bouwmateriaal, afkomstig van boomstammen en -takken. Naast merg, spint en schors vormt het daarvan het voornaamste bestanddeel. Ten noorden van de Alpen is hout van oudsher het belangrijkste bouwmateriaal. Onderscheiden worden naaldhout van naaldbomen (dennen, grenen, vuren) en loofhout van loofbomen (eiken, beuken enz.). De stammen werden meestal in het groeigebied gekantrecht en per vlot of in een schip over water vervoerd. De houthandel en -nijverheid concentreerden zich in Nederland vooral in Dordrecht, Amsterdam, Deventer en later ook in de Zaanstreek. Voor regionaal gebruik concentreerde de houthandel zich ook in plaatsen als ’s-Hertogenbosch, Schoonhoven en Tiel. (Haslinghuis)
  • touw
    Koord; bundel garen die eerst tot een draad gesponnen wordt, waarna meerdere draden tot een streng of kardeel worden geslagen. Meerdere kardelen bij elkaar vormen een touw.Zwaar koord, tenminste 6,35 mm in diameter, dat is gevormd door twee of meer strengen van natuur- of kunstvezel ineen te draaien. (Toegepaste Kunst Project, RKD)Een touw of koord is een middel om zaken bij elkaar te binden, of om trekkrachten over te brengen. In het laatste geval gebruikt men vaak een dikkere variant, kabel of zeel die bestaat uit ineengedraaide strengen. Dit zijn op hun beurt weer om elkaar heen gedraaide draden of vezels. A rope or cord is a means of tying things together, or of transmitting tensile forces. In the latter case, one often uses a thicker variety, cable or zeel consisting of strands twisted together. These in turn are threads or fibers twisted around each other.Cord; bundle of yarn that is first spun into a thread, after which several threads are beaten into a strand or carbine. Several karparts together form a rope.Heavy cord, at least 6.35 mm in diameter, formed by twisting together two or more strands of natural or artificial fiber. (Applied Arts Project, RKD)Een touw of koord is een middel om zaken bij elkaar te binden, of om trekkrachten over te brengen. In het laatste geval gebruikt men vaak een dikkere variant, kabel of zeel die bestaat uit ineengedraaide strengen. Dit zijn op hun beurt weer om elkaar heen gedraaide draden of vezels.
Aankoop & Licentie
Verworven
aankoop 1981
Licentie
BY-SA
Locaties
  • Overijssel
  • Rotterdam