Wordt gebruikt voor bouwwerken naast, bij of boven toegangspoorten, meestal met de woning van de poortwachter. (AAT-Ned)
Kasteel
1. M.e. burcht, slot of versterkt feodaal huis met toebehoren. Het Romaanse woord kasteel is in het Nederlands meer gebruikelijk dan het Germaanse burcht. 2. In later tijd aanzienlijk landhuis, dat meestal in een gracht, ophaalbrug, kantelen en hoektoren de traditie van feodale voorrechten bewaart. Overigens ligt het open, zoals de kastelen aan de Loire en in Nederland Almelo, Bouvigne en Middachten. Vele hiervan zijn overigens uit m.e. burchten ontstaan. Een meer directe voortzetting van de Romeinse villa is het halfversterkte herenbuitenhuis, de manoir, palts, in Nederland de havezate, ridderhofstad enz. (Haslinghuis)Een kasteel is een versterkte en verdedigbare woning van een edelman. (Thesaurus landschap)
Reacties