Datering
Maker Ruytenberg (Waspik)

De Vier Gebroeders

De hektjalk dankt zijn benaming aan zijn typische achterschip. De driehoekige vorm boven het roer heet statie of hek. Deze constructie kwam in de achttiende en de negentiende eeuw veel voor op houten binnenvaartschepen. Eind negentiende eeuw, toen de werven in ijzer gingen bouwen, zijn er nog maar enkele schepen van een hek voorzien. "De Vier Gebroeders" is in de traditie van de houten scheepsbouw gebouwd. Het schip kostte bij aflevering vijfduizend gulden. Landbouwproducten, maar ook stenen, zand en koeiehuiden werden met het schip vervoerd. De tjalk voer op de Zuid-Hollandse en Zeeuwse wateren en kwam ook wel over de Zuiderzee en de Zaan. Tot de crisisjaren is er gezeild en gewoond op deze tjalk. De schipper is nooit overgeschakeld op een aandrijving met de motor.

Gedetailleerde beschrijving

Geklonken ijzeren casco. Romp: De romp is vol van vorm, het schip heeft een sterke zeeg, de kimmen zijn hoekig rond. Voorsteven: De voorsteven is krom, deze heeft een doosconstructie. Van boven is de voorsteven met een eiken deksel afgesloten. Aan boveneind voorstevenbeslag is een oog voor de voorstag. Om de deksel van de voorsteven is een beugel met oog aangebracht voor de fokkenhals vast te zetten. Aan SB is een beugel waar kluiverboom in valt. Deze is van boven open. Er is een kleine loefbijter. Aan bakboord is een gat in het potdeksel voor het insteken van een ankerdavid. Voor aan de binnenkant van het boord is een kikker voor het beleggen van de kluiverstagen. Berghouten: De berghouten zijn van hout. Tussen de stuizen zijn deze in een hoeklijn gevat. Ankerkluisgaten: Aan weerszijden van de voorsteven zijn er twee ankerkluisgaten. Zijde en boeisel: Ogen voor de bevestiging van het want van de kluiverboom zitten aan weerszijden op de kop. Aan SB en BB verhaalklampen op het potdeksel. Er is een potdeksel dat vanaf mast naar voren over gaat in een schanddeksel. Voor zijn twee ronde bolders aan SB en BB. Er zijn aan SB en BB ogen waar een bout door gaat voor de bokkenpoten. Op het potdeksel worden balkrelings bevestigd. Twee puttings voor het want ter weerszijde van de mast. Iets naar achteren is er een oog voor het inhaken van de bakstag. Ongeveer bij de achterkant van het zwaard zijn er twee puttings om het bakstag vast te zetten. In de zij zijn er SB en BB twee ijkmerken: voorste merk, tussen de twee wantputtings, is een rechthoek met daarin 'IJK 110 ton', achter rechthoek met 'Zb 101 N'. Onder beide is een schaalverdeling om de inzinking te bepalen ingeslagen. In de zijde is net onder waterlijn in lege toestand schip een zwaardklamp van hout aangebracht. De zwaardophanging in het gangboord is met een boutconstructie. Een haak is nabij achtereind zwaard bevestigd voor de zwaardophanging in rust. Tegen het boord is een schildpadblok geklonken. Er zijn vier rechthoekige spuigaten aan SB en BB. Een ovale doorvoer is net boven het gangboord aangebracht voor de doorvoer van de zwaardtalie. Achter loopt het potdeksel over naar een schanddeksel. Even daarvoor is een ronde bolder geplaatst. Hek: In een lijn gaat er een horizontale plaat vanaf schanddeksel naar de binnenachterkant van steven, onder de helmstok. Op dit gedeelte is aan SB een ijzeren kikker geplaatst voor het ophalen van het roer. Het boeisel splitst zich achter, een deel loopt achter hoog op en vormt een driehoekig gat voor de doorvoer van de helmstok. Hieraan dankt de tjalk haar naam hektjalk. Op de omhoog lopende boorden staat een vierkante kleine bolder. Het hek wordt aan de bovenkant afgesloten met een houten rondgebogen plank. Bovenkant hek wordt bekroond met een gesmede vlaggenstokhouder. Het andere gedeelte van het boeisel loopt zoals bij andere tjalken door naar de achtersteven. Achtersteven: Achter is een rechte doosvormige steven voor de aanhanging van het roer. Er zijn drie vingerlingen. Romp: Dicht naast de achtersteven zijn twee raampjes. Deze zijn rechthoekig met een ronde bovenkant. Roer: Het roer is tamelijk smal. De kop heeft een hoge ronde 'rug'. Er is onder de middelste vingerling een schijf voor het ophalen van het roer. Er is geen borging van het roer. De helmstok is sterk gebogen s-vormig. Op helmstok een vierkante beugel voor een helmstokverlenging. Dekindeling: De dekindeling bestaat uit een voordek, mastdek, gangboorden en achterdek. Ankerlier/strijklier: Deze heeft SB en BB verhaalkoppen. Er is aan SB een jaagwiel en aan BB een zwengel. Er zijn twee kettingronsels, twee schroefremmen en een trommel voor de strijkval. Toegangsluik vooronder: Achter de grote lier is een toegangsluik. Deze is scharnierend en licht gebogen. Dekken en gangboorden: De dekken en gangboorden zijn van platen met lange ruiten. Aan SB en BB is een opening van de pomp ter hoogte van achterkant voorluiken. Fokoverloop: Voor de mast is een vaste overloop voor de fok. Er omheen is een oog gesmeed voor de fokkenschoot. Luiken en den: Voor zijn er twee schilden en de den. Voor 2 x 2 luiken bestaande uit 5 delen. Achter de mast 2 x13 luiken bestaande elk uit 3 delen. Het eerste luik achter de mast bestaat uit 4 delen. Er zijn houten scheerbalken en u-vormige merkels. Voor zijn op het schild en de den beugels voor het insteken van schalkhaken aangebracht. Achter de mast zijn dit vaste schalkhaken met onder een haakje voor het vastmaken van de borglijnen. Achter tegen de roef kan nog een laadroef worden geplaatst. (moet nog bekeken worden. Het is de oorspronkelijke). Mastkoker: De mastkoker is vierkant en heeft twee platen als wangen. De mast is boven deks draaiend. Zeillier: Aan SB een zeillier met 4 trommels. Boven 1 as, eronder 1 as voor 2 trommels. Elke trommel kan afzonderlijk gedraaid worden met een zwengel. Op elke trommel een pal. Er zijn 2 handremmen en een voetrem. Roef: De roef heeft twee ruitvormige raampjes aan voorkant. Aan weerszijden zijn er opzij twee ramen welke met vertikaal schuivende ijzeren luiken worden gesloten. Aan de achterkant is er in de roef een ruitvormig raampje aan BB. Het dak is gepersenningd. De roef is met rabathout beplankt. Aan SB is er een toegangsdeur met boven- en onderdeur. Boven trap naar achteronder is een ronde uitbouw tegen achterwand roef. Schootoverloop: Op het achterdek is een korte grootschootoverloop. Koekoek: Onder helmstok een koekoek. Mast: De mast is van grenen. Bovendeks draaiend. De hommer is vierkant met twee rusten. Het beslag is vernieuwd. Er zijn van onderen naar boven gerekend 1 band met 3 ogen, 3 banden met 1 oog en draaiende hanepoot en een ijzeren trommelstok. Giek: De giek heeft een; lummelbeslag scharnierend met pen. De schootband is draaiend. Ruim: Er is een voorschot in de piek. Achter hangt de roef in het ruim. Onder achterkant roef staat schot. Een schuin naar voor lopend gedeelte is aangebracht om voldoende ruimte te krijgen voor de trap. Er zijn 2 rond gebogen ijzeren binten waarop merkel rust. Over de kattensporen loopt ca 1 meter uit de hartlijn een hoekijzer van voor- naar achterschot als een stringer en om de buikdenning vast te leggen. De mastkoker loopt tot op het spoor. Dit spoor is verdeeld over vier kattesporen. Het keerspant is ongeveer in het midden van het schip. Kleuren: Voor en achter wit binnen boord, havannabruin voor den en binnenboord. Romp geteerd. Boeisel [moet nog in de oude kleuren geverfd worden.] Losse onderdelen: Stokanker, zwaar model met ronde knoppen op eind van de stok. Interieur: Intimmering nog niet aanwezig. Deze is uitgehaald en moet nog teruggeplaatst worden. OPMERKINGEN door Thedo Fruithof: - Het schip had voor de roef een laadroef. Deze werd permanent gebruikt. - Het interieur van het schip is nog geheel in goede staat en origineel. - Er was aanvankelijk een braadspil en een lier, later zijn deze verdwenen en een anker- en mastlier bleef gehandhaafd. OUDE CODE: SM F 03. SOORT SCHIP: vrachtschip. SCHEEPSTYPE: De hektjalk dankt zijn benaming aan zijn typische achterschip. De driehoekige vorm boven het roer heet statie of hek. Deze constructie kwam in de achttiende en de negentiende eeuw veel voor op houten binnenvaartschepen. Eind vorige eeuw, toen de werven in ijzer gingen bouwen, zijn er nog maar enkele schepen van een hek voorzien. De Vier Gebroeders is in de traditie van de houten scheepsbouw gebouwd. HISTORISCHE BIJZONDERHEDEN: Het schip is gebouwd in 1890 voor J. Rademakers uit Roozendaal op de werf van Ruytenberg te Waspik. De bestekken van het schip zijn teruggevonden in het werfarchief dat zich in het Maritiem Museum te Rotterdam bevond. In 1997 is dit archief overgedragen aan het Gemeentearchief Waalwijk. Het 'geheel af te werken naar den eisch van goed en deugdelijk werk'. De prijs was aangenomen voor f5000,-. Over de eerste schipper is niets bekend. Wel bekend is dat het schip in 1905 van de heer S. de Vos uit Tiengemeten was. Later heette het bedrijf 'N.V. Het Landbouwbedrijf'. De schipper was B. van den Breevaart en de tjalk is door de schipper overgenomen. Er werden aardappelen, zand, stenen, suikerbieten, koeienhuiden e.d. mee vervoerd. Het schip was een snelle zeiler. Het vaargebied was voornamelijk de Zuid-Hollandse en Zeeuwse stromen, maar er werden ook reizen over de Zuiderzee en de Zaan gemaakt. Vlak voor de oorlog is het schip buiten gebruik gekomen. Het heeft toen dienst gedaan als woonschip voor de schipper. Het schip is nooit gemotoriseerd. KADASTERNUMMER: Zb 101 MOTOR: geen. EIGENAARS (in chronologische volgorde): NAAMEIGENAAR: ADRES/PLAATS: DATA:; J. Rademakers Roozendaal 1890-?; S. de Vos (eigenaar) Tiengemeten 1905(?)-; B. v.d. Breevaart(sch) Puttershoek ?-1951; Zuiderzeemuseum vanaf 1951. VERWERVING (aankoop/schenking/nieuw): BEDRAG: f 4912,- NAAM/ADRES: DATUM: C.A. Muller, Boezemkade, Puttershoek 10-06-1951 INFORMANTEN: Mevr. Muller,Boezemkade , Puttershoek; J. Meuzelaar, Hazelaarstraat 6, Puttershoek

Identificatie
Titel
De Vier Gebroeders
Objectnummer
003137
Objectcategorie
Vaartuigen
Objecttype
  • hektjalk
    Tjalk gebouwd met een hek of staatsie in tegenstelling tot de gewone tjalk die als een draaioverboord is gebouwd. (aatned.nl)
Persistente URL
http://hdl.handle.net/21.12111/zzm-collect-6912
Werk
Breedte
476.0 cm
Hoogte
182.0 cm
Lengte
2072.0 cm
Volume
110 ton (maat)
Museum
Zuiderzeemuseum Enkhuizen
Vervaardiging
Maker
  1. Ruytenberg (Waspik) (vervaardiger)
Datering
Materiaal
  • hout
    Hout is een bouwmateriaal, afkomstig van boomstammen en -takken. Naast merg, spint en schors vormt het daarvan het voornaamste bestanddeel. Ten noorden van de Alpen is hout van oudsher het belangrijkste bouwmateriaal. Onderscheiden worden naaldhout van naaldbomen (dennen, grenen, vuren) en loofhout van loofbomen (eiken, beuken enz.). De stammen werden meestal in het groeigebied gekantrecht en per vlot of in een schip over water vervoerd. De houthandel en -nijverheid concentreerden zich in Nederland vooral in Dordrecht, Amsterdam, Deventer en later ook in de Zaanstreek. Voor regionaal gebruik concentreerde de houthandel zich ook in plaatsen als ’s-Hertogenbosch, Schoonhoven en Tiel. (Haslinghuis)
  • ijzer
    Fe. Dichtheid 7,86 kg/m3. Metaal dat in de bouw zeer veel is toegepast, vooral voor het opnemen van trekkrachten in verankeringen, trekstangen e.d.. Het heeft het nadeel dat het sterk kan corroderen (roesten), waarna door volumevermeerdering schade aan bouwdelen kan optreden. Ook gebruikt voor spijkers, hang- en sluitwerk, siersmeedwerk en vele andere doeleinden. In XVII werd vooral vanwege de taaiheid en buigbaarheid veel ijzer uit Zweden betrokken en als zodanig in bestekken vermeld.Kan ook worden gegoten in vormen. Gietijzer bevat 3-5 koolstof, is bros en kan geen trekkrachten opnemen. Smeedijzer bevat ongeveer 0,1 koolstof. IJzer met zeer weinig koolstof wordt staal genoemd.
  • touw
    Koord; bundel garen die eerst tot een draad gesponnen wordt, waarna meerdere draden tot een streng of kardeel worden geslagen. Meerdere kardelen bij elkaar vormen een touw.Zwaar koord, tenminste 6,35 mm in diameter, dat is gevormd door twee of meer strengen van natuur- of kunstvezel ineen te draaien. (Toegepaste Kunst Project, RKD)Een touw of koord is een middel om zaken bij elkaar te binden, of om trekkrachten over te brengen. In het laatste geval gebruikt men vaak een dikkere variant, kabel of zeel die bestaat uit ineengedraaide strengen. Dit zijn op hun beurt weer om elkaar heen gedraaide draden of vezels. A rope or cord is a means of tying things together, or of transmitting tensile forces. In the latter case, one often uses a thicker variety, cable or zeel consisting of strands twisted together. These in turn are threads or fibers twisted around each other.Cord; bundle of yarn that is first spun into a thread, after which several threads are beaten into a strand or carbine. Several karparts together form a rope.Heavy cord, at least 6.35 mm in diameter, formed by twisting together two or more strands of natural or artificial fiber. (Applied Arts Project, RKD)Een touw of koord is een middel om zaken bij elkaar te binden, of om trekkrachten over te brengen. In het laatste geval gebruikt men vaak een dikkere variant, kabel of zeel die bestaat uit ineengedraaide strengen. Dit zijn op hun beurt weer om elkaar heen gedraaide draden of vezels.
  • zeildoek
    Zeildoek (ongekeperd linnen of katoen) is een sterk weefsel dat kan worden gebruikt als schildersdoek of bedoekingsmateriaal. In het Engels heet het duck (eend) omdat het waterafstotend is.
Aankoop & Licentie
Verworven
aankoop 10 juni 1951
Licentie
BY-SA
Locaties
  • Zuid-Holland
  • Zeeland
  • Enkhuizen
Reproductie
Vervaardiger van reproductie
Wim Zandbergen , Wim Zandbergen , Wim Zandbergen , Wim Zandbergen , Wim Zandbergen