Datering
Maker Gatse Sytses
Betegeling van een schoorsteenmantel uit Lieuwkemastate te Makkum.
Betegeling van een schoorsteenmantel waarin een tableau met voorstelling van een zeestuk van 84 tegels: centraal een kofschip, links op de achtergrond een bewapende koopvaarder (galjoot) en rechts op de achtergrond een spiegeljacht (statenjacht). Voorts een tableau met voorstelling van een fregat (16 tegels), twee tableaus met bloemen (4x6 tegels op de zijkanten) en twee series met festoenen (1x6 tegels) op de schuine overgangen tussen bloemstukken en zeestuk. Tenslotte zijn er nog twee schijnpilasters van getordeerde ranken met pauwen. De tegelschilder heeft op de onderste tegel daarvan geschreven "De Pauwrank". Bij verhuizing van de schoorsteenmantel van Makkum naar Sneek zijn ook enkele schouw-attributen meegekomen: een vuurkorf met turf, een schoorsteenhaal, een ketel en enige haardtangen.
Liauckemastate (niet te verwarren met de gelijknamige state in Sexbierum) is in 1958 afgebroken. De boerderij stond aan de Buren. De oude adellijke familie Liauckema te Sexbeirum had aan het einde van de vijftiende eeuw een zijtak, waarvan de leden in Makkum resideerden. Hun huis Liauckemastate, later Klein Liauckema genoemd, staat afgebeeld op een plattegrond van Makkum uit 1572. De eerste bewoner was waarschijnlijk Agge van Liauckema, die in 1513 in Makkum werd begraven. Zijn nazaten bleven na de hervorming in 1580, evenals hun verwanten Rooms-katholiek. Aanvankelijk konden ze in de tijd van de Republiek nog wel publieke functies uitoefenen als die van dorpsontvanger en kerkvoogd, maar later mocht dat niet meer. Dat is een van de redenen dat ze uit het Friese adelscircuit verdwenen. Tiete Reints van Liauckema, die in 1667 zijn testament maakte, was getrouwd met zijn dienstmeid Foockel Watzes. De nazaten van twee van zijn kinderen erfden bezittingen in Makkum. Zijn dochter Trijntje van Liauckema (overleden 1664) was gehuwd met Jacobus Spanga (overleden 1679). Zij hadden reeds in 1657 van hun verwanten alle rechten gekregen op Liauckemastate, dat ze zelf bewoonden en dat hun nazaten zouden blijven bewonen tot 1761, het jaar waarin Rein Johannes, achterkleinzoon van Trijntje van Liauckema stierf. Toen verdween de oude, altijd Rooms-katholiek gebleven familie uit Makkum. In de 17de- en 18de eeuw gebeurde er nog al wat met Liauckemastate. Het eraan verbonden boerenbedrijf bleef niet als geheel bestaan. Er raakte land bij vandaan en ander land werd er bij gebruikt. Een deel van het land ging naar Hylke Jans Kingma te Makkum. Een ander groot deel kwam in handen van Tiete Terwisga (1709-1780) een telg uit een andere tak van de oorspronkelijke eigenaren. Hij verpachtte het land aan Pieter Sytses te Makkum. Voor de pachter liet hij een nieuwe boerderij bouwen op de plaats van het oude Liauckemastate. Op nr. 55 van het reeelkohier van Makkum staat in 1779 "zijnde hier op een nieuwe huizinge gebouwd". Het zou kunnen dat in 1779 de schoorsteenmantel met tegeltableaus in de nieuwe boerderij werd geplaatst. Qua datering zou dat kunnen. Het is echter ook mogelijk dat de schouw afkomstig is uit een ander gebouw en later in Liauckemastate is geplaatst. Daar zijn aanwijzingen voor. In de bedrijfsadministratie van Tichelaar komt in 1785 een zeestuk van 84 tegels voor, geschilderd door Gatse Sytses. Dergelijke grote stukken komen verder niet voor, dus dit moet wel het zeestuk van de schoorsteenmantel zijn. Het is echter niet in 1779 (het jaar van de herbouw) gemaakt, maar zes jaar later. Wellicht is de schouw niet speciaal voor Liauckemastate gemaakt, maar daar bij een latere verbouwing in geplaatst. In 1817 werd de boerderij verkocht op een veiling te Bolsward. In 1843 was de boerderij eigendom van Frans Jurgens Britzel (1775-1855) en Beertje Lucas (1776-1849). In 1843 werd de boerderij door Britzel verbouwd. Het zou kunnen dat Britzel de schouw toen uit een ander gebouw heeft gekocht en heeft laten plaatsen in Liauckemastate. In ieder geval staat vast dat de schouw toen wel is voorzien van de pilasters met pauwen. Britzel was zelf geen boer. Hij was koopman en industrieel te Makkum en hij verpachtte de boerderij. Na Frans Britzel bleef de boerderij eigendom van de familie: zoon Lucas Britzel (1810-1883) en Hinke Britzel (1846-1883) die getrouwd was met Hylke Kingma. Toen Liauckemastate in 1958 werd afgebroken (nadat het in 1943 door het Nederlands Openluchtmuseum was opgemeten) was het eigendom van Pieter Ulbes Rypma, zoon van Trijntje Hylkes Kingma (1867-1917) en kleinzoon van Hylke Martens Kingma en Hinke Britzel. De andere eigenaar was mevrouw ir. Hinke Kingma, dochter van Lucas Hylkes Kingma en eveneens kleindochter van Hylke Martens Kingma en Hinke Britzel. Zij schonken de schoorsteen in 1954 aan het Fries Scheepvaart Museum.
De tegels komen uit de gleibakkerij van Tichelaar te Makkum. De man die de tegels beschilderde was Gatze Sytses. Hij is omstreeks 1724 geboren (van 1721-1726 ontbreken de doop- en trouwboeken van Makkum). Op 5 mei 1743 trouwde hij met Trijntje Jochems. In de quotisatiekohieren van 1749 worden in Makkum twee personen met de naam Gatse Sytses genoemd. De ene is schipper, de ander een 'gering arbeijder'. De laatste is waarschijnlijk de tegelschilder Gatse Sytses. Hij bepaalde voor een groot deel van de tweede helft van de 18de eeuw het gezicht van het aardewerk en de tegels van Makkum. De eerste vermelding in het ovenboek van Tichelaar is op 20 mei 1763: '45 van Gatse'. De laatste vermelding is op 17 dec. 1796. Hij is gestorven op 8 maart 1799. Van Gatse Sytses is geen gesigneerd stuk bekend. De door hem geschilderde schepen zijn in hoofdzaak kleinere schepen (koffen, galjoten, etc.). Wel maakte hij veel zeestukken.
De schijnpilasters zijn geschilderd door Hendrik Bastiaans de Haan (Makkum 1799-1848). Hij kwam in 1909 als 10-jarige jongen te werken in de gleibakkerij van Tichelaar, waar zijn broer Harmen Bastiaanse reeds in 1806 in dienst trad. Tot zijn ovelijden was Hendrik Bastiaans de Haan bij Tichelaar de eerste schilder. Dat hield in dat hij de meest bewerkelijke (en dus duurste ) tegels schilderde en verder de tableaus en het sieraardewerk.
Bij plaatsing van de schouw in het Fries Scheepvaart Museum in 2001 bleken er een aantal opschriften aan de binnenkant van de schouw te zijn aangebracht door schilders en restaurateurs. Eén met de tekst "Dizze skoarstienmantel is ferve troch Theunis v.d Meer fan Terherne mei Beb Mulder fan Wiuwert. Jo moatte as decoraesjeskilder ek alle kenne. Febrewaris '84". Een andere met de tekst "Door W.v.d. Weerdt S. Draaisma 18-2-'81". Een derde met de tekst "Ger Lamerus 2 april '84". De vierde met de tekst "Bert en Piet 4-9-'87".
literatuur:
- Sytse ten Hoeve, Lieuwkemastate (Makkum 2004)
- Jan Pluis, Tegelvaart, pp. 44-48.
- Ingekomen stukken 25 maart 1954, 8 mei 1954, 25 nov. 1958, 1 dec. 1958.
- Sneeker Nieuwsblad 18 dec. 1965, 8, 15 en 22 aug. 2002.
- Horst Menzel, Smakken, Kuffen, Galioten, Drei fast vergessene Schiffstypen des 18. und 19. Jahrhunderts (Hamburg, 1997).
- P.J. Tichelaar, Fries Aardewerk. Tichelaar Makkum 1700-1876, deel III, (Leiden 2004), p. 131-150 en 173-184.
Reacties