Datering
Maker Albertus Martein Sustring
A.M. Sustring - breed gouden oorijzer.
Breed gouden oorijzer met aangeklonken knoppen. Aan de voorzijde een stippelgravure: 'KHW'. In de bijbehorende doos een zwarte ondermuts en een floddermuts. In een los doosje twee gouden en drie zilveren mutsespelden en twee gouden oorringetjes. Op de oorijzerdoos en op een krijtdoosje de firmanaam: 'S. van der Woude / vh. Binkes / Grootzand Sneek'.
De initialen op de voorzijde van het oorijzer zijn die van Klaaske Hylkes Wiersma. Zij werd geboren te Abbega op 14 januari 1866. Dochter van Hylke Wiersma en Jiskjen Ringnalda. Getrouwd op 29 mei 1892 met Wybe van Tuinen (1864-1946). Uit dit huwelijk drie kinderen: Jiskjen (1897-1990); Japke (1898-1978) en Hylke (1902-1973). Het oorijzer is vererfd via een zoon van Japke: Wybe van Tuinen (1922-2008). Deze werd in 1940, na beëindiging van zijn schooltijd in Sneek, naar het Duitse Hannover gevoerd voor de Arbeitseinsatz. Hij was al ingeschreven aan de zeevaartschool te Vlissingen maar werd afgevoerd voor hij daar zijn lessen kreeg. Na de oorlog bleef Wybe in Duitsland. Hij hield echter altijd een Nederlands paspoort. In Sleeswijk-Holstein had hij een motorboot genaamd Friesia met ligplaats in de Oostzeefjord de Schlei. Schenkster is een dochter van Wybe. Zij kreeg het oorijzer na het overlijden van Japke in 1978.
Albertus Martein Sustring. Geboren Sneek 1849. Zoon van Albertus Martein Sustring, goud- en zilversmid aldaar. In 1873 nam hij de zaak van zijn vader over. Trouwt op 03 september 1873 met Maaike Bolman. Vader van J.H. Sustring. Oefende het vak tot 1925 uit. Overleden te Sneek 1931.
In zijn meest bekende en opvallende voorkomen was het oorijzer een soort gouden helm die het vrouwenhoofd bedekte. Het werd gedragen onder een kanten floddermuts. Er waren in de 19de eeuw ook smallere varianten en oorijzers van zilver. De omvang en het gewicht van het oorijzer, maar ook de metaalsoort waren een uitdrukking van de mate van welstand van de draagster.
Oorspronkelijk was het oorijzer – de naam zegt het al – van ijzer. Het was een smalle metalen band, die diende om een vrouwenmutsje op zijn plaats te houden. De haken aan de voorzijde waren peervormig, maar kregen omstreeks 1750 de vorm van een vogelkop. In de 18de eeuw werden deze oorijzers soms ook uitgevoerd in zilver. De oudste oorijzers zijn dus zeer smal. Deze zijn zeer zeldzaam.
Reacties