Datering
Maker Jan van Nijs
Betimmering in Lodewijk XV-stijl, afkomstig uit Midstraat 7 te Woudsend.
Betimmering in Lodewijk XV-stijl (rococo). Bedstedenwand bestaande uit een terugliggende middenpartij met porseleinkast en aan weerszijden daarvan bedsteden met dichte porte-brisées. De deur van de middenkast bestaat uit een paneel met eenvoudig profiel beneden. Daarboven zijn glasruitjes aangebracht (4x4). De bovenzijde van de deur is voorzien van opengewerkt houtsnijwerk in de vorm van bloemen en C-vormige bladornamenten in Lodewijk XV-stijl (rococo). De opengewerkte a-symmetrische delen van dit snijwerk zijn dichtgezet met zes glasruitjes. De zwaar geprofileerd deuromlijsting heeft een bekroning in de vorm van een grote C-vormige bladkrul, waarin een vogel (adelaar?) is gesneden. De vogel pikt aan een bloem die deel uitmaakt van een bloemslinger die uit de krul over het profiel loop. Aan weerszijden van de porseleinkast porte-brisées van bedsteden. De deuren hebben om de panelen eenvoudige, aan de bovenzijde gebogen profielen. De zwaar geprofileerde deuromlijstingen met licht gebogen bovenzijden hebben bekroningen in de vorm van C-vormige bladkrullen. In de cartouches die door de krullen worden gevormd zijn korfjes met bloemen gesneden. Uit de krullen gaan gesneden bloemslingers over de profielen. Tussen en aan weerszijden van de deuren bevinden zich dubbele profiellijsten die aan de boven- en benedenzijde verbonden zijn door C-vormige blad- en bloemornamenten. De bedstedenwand wordt aan de bovenzijde afgesloten door een rijk geprofileerde lijst.
De bedstedenwand is afkomstig uit het pand van bakker J.D. van der Werf aan de Midstraat 7 te Woudsend. In 1972 werd de wand opgesteld in de Tegelkamer van het museum en groen geschilderd. In 1987 werd hij verplaatst naar de Woudsendkamer. Op basis van teruggevonden verfsporen werd de oude beschildering gereconstrueerd: een oker fond, bewerkt met klopkwast en het snijwerk bruin-rood (lak, ondermeer vermengd met siënna).
De vervaardiger van het houtsnijwerk is onbekend. Het is ontstaan onder invloed van het houtsnijwerk in het Sneker raadhuis (1761-1762) waaraan Johann Georg Hempel werkte. Navolgers van Hempel waren zijn in Sneek woonachtige bazen Gerrit Gorp (1729-1805, maar in 1786 uit Sneek vertrokken) en Jan van Nijs (? - 1780) en verder Pytter Jacobs van Wijk (1744-1817) en in mindere mate Mathijs Ankringa (1754-1814). Het snijwerk is het best toe te schrijven aan Jan van Nijs. Jan van Nijs is niet gedoopt in Sneek. Toen hij in 1750 trouwde met Uilkjen Claes waren zij 'beide van Sneek'. In 1757 nam hij de zaak van beeldhouwer Gerben Jelles Nauta over. Van Jan van Nijs is werk bekend aan het stadhuis van Sneek (natuursteen), de kerk van Abbega, het raadhuis van Sloten en het raadhuis van Bolsward. Hij overleed in 1780.
literatuur:
- Sneeker Nieuwsblad 15 aug. 1957
- Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1975-1976, p. 90
- Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1988, pp. 59 en 69.
- Jaarverslag Fries Scheepvaart Museum 1957
- S. ten Hoeve, Rococo in Friesland (Leeuwarden, 1991), pp. 29-31 en 36.
Reacties