Datering
Maker Onbekend
Scheepsmodel van de Oostindiëvaarder Batavia.
Scheepsmodel van de Oostindiëvaarder Batavia. Op spanten gebouwd. Schaal niet bekend (1:75)
De romp: Het voorschip is rond en is voorzien van een galjoen. Het achterschip is gepiekt. De spiegel is plat en loopt naar boven breed uit om vervolgens weer te versmallen. De bodem is rond en is voorzien van een kielbalk.
Rondhouten en tuigage:
Het schip heeft een boegspriet en drie masten. De boegspriet hangt in drie voorstagen aan de fokkemast. In het galjoen is de boegspriet vastgezet met een woeling (touwlussen). Aan de achterkant steekt de boegspriet door de het galjoen en is vastgezet op de voorsteven. Onder boegspriet hangt een ra. Op de voorkant van de boegspriet een blindesteng die met een want van drie hoofdtouwen wordt gehouden op het kraaiennest op de voorkant van de boegspriet. Aan de blindesteng hangt een ra. De fokkemast staat op het voordek en bestaat uit dire delen: de mast, de marssteng en de bramsteng. Alle drie mastdelen zijn met wanten vastgezet op rusten (op de romp) en op de onderliggende kraaiennesten. Bovendien worden de twee stengen gehouden door een lopend want van twee bakstagen. Aan de fokkemast drie ra's. De grote mast bestaat uit drie delen: de mast, de marssteng en de bramsteng. Alledrie delen worden aan de voorkant gehouden door een voorstag op de fokkemast. Aan de zijkanten wordt de grote mast en de stengen daarboven gehouden door staande wanten (vastgezet op rusten aan de romp en op de onderliggende kraaiennesten) en de stengen bovendien door een lopend want van twee bakstagen. Aan de grote mast hangen drie ra's. De bezaanmast op het achterschip bestaat uit twee delen: de mast en de steng. De bezaanmast wordt gehouden door twee voorstagen (een aan de voet van de grote mast en een mest deelstagen op het staande want van de grote mast), door staande wanten (die zijn vast gezet op rusten aan de romp en op het onder de steng liggende kraaiennest) en door een lopend want van twee bakstagen. Aan de bezaanmast hangen een ra en een bezaansroede (giek van het latijnzeil). Alle masten en de blindesteng zijn voorzien van een vlaggenmast. De verstaging is van donker touwwerk.
De zeilen zijn van witte katoen. Onder de boegspriet wordt een blinde gevoerd en aan de blindesteng op de voorkant van de boegsrpiet een bovenblinde. Aan de fokkemast (van beneden naar boven) een fok zonder bonnet, een voormarszeil en een voorbramzeil. Aan de grote mast (van beneden naar boven) een grootzeil, een grootmarszeil en een grootbramzeil. Aan de bezaanmast (van beneden naar boven een latijnzeil en een kruiszeil. Alle razeilen zijn bijgezet en hangen in de gij: de schoten aan de onderlijken zijn omhoog getrokken. De vallen en de schoten zijn van licht touwwerk. De blokken zijn niet voorzien van lopende schijven.
Vlaggen: op het achterschip een vlag met drie maal rood-wit-blauw, op de bezaanmast een oranje vleugel, op de grote mast een rood-wit-blauwe wimpel met zwaluwstaart, op de fokkemast een gele vlag en op de blindesteng een rood-wit-blauwe prinsvlag.
Het model van voor naar achter.
Het galjoen is gebogen V-vormig en is voorzien van een roosterdek met reling. Op de reling en op een balk tussen de relingen korvijnagels. De onderkant van het galjoen is verzierd met snijwerk, aan de voorkant uitlopend in een galjoensleeuw. Aan het einde van het galjoen steken de kraanbalken schuin naar voren uit het voorschip. Daaraan hangen de ankers. De dwarsscheepse kraanbalken zijn niet voorzien van ankers. Op het verhoogde voordek een nagelbank, bolders, ringen en rooster en een kaapstander. Rondom het voordek een reling. In de schuine wand tussen het voordek en het lagere middendek twee toogvormige deuren. Op het midden dek twee roosters en een sloep. De grote mast staat op de overgang van middendek naar halfdek. Aan de voet van de grote mast een nagelbank. Tussen middendek en halfdek twee trappen. In het halfdek vier roosters. Aan de voorkant en aan de zijkanten van het halfdek relingen.
en gemaakt, waaruit de lopen van de kanonnen steken. Ook in de verschansing van het halfdek zijn geschutspoorten gemaakt, voor vier kanonnen die op dat dek staan opgesteld. Dat maakt het totaal aantal kanonnen van dit schip 48. In het middendek is een luikhoofd gemaakt dat wordt afgesloten met twee luiken. Achter de grote mast een nagelbank. Het halfdek is verhoogd. De voorkant ervan loopt met een boog rond de grote mast en is afgesloten met een reling. In het halfdek is een rooster gemaakt (om de kruitdampen van de kanonnen op de verdieping eronder te kunnen lozen). Achter op het halfdek de bezaanmast en daarachter het dubbele stuurrad met daarboven een boogvormige dwarsbalk. Achter het halfdek de campagne. In de voorwand van de campagne is een deur gemaakt. Aan de achterkant van het campagnedek een vlaggemast (zonder vlag). Achter het halfdek nog drie verhoogde dekken: het verdek, de stuurplecht met de kolderstok van het roer en de campagne. In de voorwanden daarvan deuren die toegang verschaffen tot de bemanningsverblijven. De romp van het schip is voorzien van rusten voor de staande wanten daaronder aan elke zijde twaalf geschutspoorten waar evenzovele kanonslopen uit steken. Tegen het achterschip hangt de galerij, het toilet van het schip.
De spiegel is versierd met beeldenranden , engelen en het wapen van Amsterdam. Daaronder drie toogvormige ramen met daartussen chariatiden. Onder de ramen de wulf. Net als de galerij is de wulf voorzien van gesneden consoles. Onder de wulf het roer en aan weerszijden daarvan twee naar achter gereciht kanons. Aan de bovenkant van de spiegel een lantaarn.
Kleuren: De roemp is gelakt. Boven de rusten zijn de boeisels en berghouten rood en groen met accenten (relingen, beelden, consoles etc. in geel. De wulf is wit. Het snijwerk van de spiegel is beschilderd in de kleuren rood, wit, zwart, oker, en rood. De dekken zijn gelakt. De wanden tussen de verschillende dekken zijn groen en de deuren zijn rood. De relingen zijn oker met standers in rood. De galjoensleeuw is rood met geel. De rondhouten zijn gelakt.
Accessoires: een vaste stander. Op de stander twee metalen plaatjes met opschrift: "Batavia 1628" en "Oude Rijkswerf Willemsoord Den Helder 7 dec. 2000).
Willem Vos bouwde aanvankelijk schepen in Broek in Waterland. In 1976 begon hij in Sint Jacobiparochie, waar hij toen woonde, met de bouw van een Zuidwal-botter. Dat gebeurde in het weiland achter zijn huis. In 1982 bouwde hij een model van een smakschip voor het museum. In 1986 maakte hij een model van een fluitschip. In het jaar ervoor was Vos al begonnen met de bouw van de reconstructie van de Oostindiëvaarder Batavia in Lelystad. Het was een werkgelegenheidsporject voor werkloze jongeren. Uitgangspunt was een zo authentiek mogelijke reconstructie, met gebruikmaking van oorspronkelijke materialen en volgens een ambachtelijk bouwproces. Voor de reconstructie van de Batavia is gebruik gemaakt van tal van historische bronnen, zoals archiefstukken, 17de-eeuwse bouwbeschrijvingen, prenten, schilderijen enzovoort. Ook scheepswrakken, zoals dat van de Vasa in Stockholm en de Batavia in het West-Australian Maritime Museum in Fremantle, Australië, waren van groot belang. In 1995 was de Batavia klaar. Het schip is toen te water gelaten en door Koningin Beatrix officieel "Batavia" gedoopt. Het schip is eigendom van en in beheer bij de Bataviawerf in Lelystad.
De huidige Batavia is genoemd naar een historische voorganger, die in 1628 in Amsterdam werd gebouwd voor de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC). Al op zijn eerste reis, onder het commando van opperkoopman Francisco Pelsaert, is de Batavia op een rif voor de Australische westkust vergaan. Dit rif maakt deel uit van de eilandengroep 'Houtman Abrolhos'. Het eiland waar de Batavia verging heet tegenwoordig 'Beacon Island'. De wrakplaats van de Batavia is gelegen aan de zuidzijde van Beacon Island op 28° 30' ZB en 113° 47' OL.
Van de 341 opvarenden verdronken er al direct 40 in de branding. De overigen slaagden erin zich op een nabijgelegen eilandje in veiligheid te brengen. Omdat op het eilandje voedsel noch water aanwezig was, besloot commandeur Pelsaert om samen met enige officieren hulp te gaan halen in de stad Batavia op Java (het tegenwoordige Jakarta). Hij vertrok met de grote sloep.Tijdens zijn afwezigheid ontstond er muiterij onder leiding van onderkoopman Jeronimus Corneliszoon. Deze Jeronimus zag zichzelf als de stichter van een nieuw koninkrijkje, waar echter geen plaats zou zijn voor alle schipbreukelingen. Meer dan 100 mensen werden door hem en zijn handlangers omgebracht. Een groepje soldaten onder leiding van Wiebe Hayes verzette zich en wist zich terug te trekken op een nabijgelegen eiland. Bij zijn terugkeer slaagde Pelsaert erin, gesteund door de groep van Hayes, de muiters te overmeesteren en te berechten. De meesten werden opgehangen, terwijl anderen zweepslagen kregen of werden gekielhaald. Twee mensen werden op het vasteland van Australië aan wal gezet, waarna niemand ooit meer iets van hen vernam. De stranding en de moordpartijen zijn in de 17de eeuw bekend geworden als De Ongeluckige Voyagie van ´t schip Batavia. Dit verhaal is op schrift gesteld en verspreid, waardoor de herinnering aan het schip altijd levend is gebleven.
In de jaren ´70 van deze eeuw is het wrak van de Batavia ontdekt en geborgen. Dit wrak, alsmede vele wrakvondsten, bevindt zich nu in de West-Australian Maritime Museum te Fremantle, Australië. Andere delen bevinden zich in een ander museum, te weten het Geraldton Region Museum. Beide musea zijn in een verwoede strijd gewikkeld om de nalatenschap van de Batavia.
Reacties