Datering
Maker Onbekend

Cliché met afbeelding van de vlamkast van een stoomketel, liggend voor een bedrijfsgebouw.

Cliché. Zinken plaat voorzien van een fotonegatief en gespijkerd op een eikenhouten blok. De plaat is sterk gecorrodeerd maar toont nog juist de vlamkast van een stoomketel (linksonder) voor een bedrijfsgebouw. In het blok een ingeslagen nummer; 11371
In april 1899 werd op een terrein tussen Vliet en Nieuwe Kanaal te Leeuwarden een machinefabriek en scheepsbouwwerf gesticht door Roelof Molema (1866-1918) uit Hoogezand en Derk Landeweer (1876-1955) uit Martenshoek. De naam van het nieuwe bedrijf werd V.O.F. Molema & Landeweer. Het was het eerste bedrijf dat zich in Leeuwarden bezig ging houden met het vervaardigen van stoommachines. Al in 1900 trad er een derde vennoot toe tot de Firma : Derk Stemmer (1863-1938) ook afkomstig uit Hoogezand. De naam van de Firma veranderde aanvankelijk in Molema, Landeweer & Co. en vanaf ca. 1903 in Molema, Landeweer &Stemmer. Op 6 augustus 1900 liep de eerste in Leeuwarden gebouwde stoomboot van stapel. Het was een beurtschip voor rekening van de heren H. en B. Lyklema die er de beurtdienst Woudsend – Sneek – Leeuwarden mee gingen onderhouden. Derk Landweer trouwde op 30 juli 1900 met Stientje Molema (1876-1933, ook uit Hoogezand maar geen directe familie van mede-vennoot Roelof). Uit dit huwelijk werden geboren: Harm (1902-1993), Elsje (1904-1905), Elsje (1906-1996) en Eerke (1910-1987) Op 30 maart 1908 gaat een nieuwe stoomboot te water voor het beurtveer tussen Sloten – Sneek – en Leeuwarden. Voor rekening van F. van der Wal uit Sloten. Ca. 1910 Beurtschip Eendracht II voor de gebroeders Bakker te Langweer (de latere Watersport VI van H. van Duuren) In 1912 wordt naast de werf een elektriciteitscentrale gebouwd. Op 1 sept 1917 wordt de firma ontbonden en gaat Derk Landeweer alleen verder met het bedrijf. De nieuwe naam wordt D. Landeweer’s Machinefabriek & Scheepsbouwwerf. Het bedrijf blijft zich uitbreiden en vernieuwen. In 1923 komt er een elektrisch lasaggregaat, in 1924 een nieuwe 30-tons kraan aan het Nieuwe Kanaal. In 1927 krijgt het bedrijf toestemming voor een uitbreiding van de ketelmakerij en de plaatsing van een 200-tons stoompers. In 1929 krijgt Derk Landeweer patent op een nieuw type vlamkast voor stoomketels. Hierdoor waren minder interne verstevigingen nodig waardoor de ketels eenvoudiger te reinigen waren. In de jaren 1930 kreeg het bedrijf met tegenslagen te maken als gevolg van de algemene financiële crisis. Het lukte niet langer om financiering te krijgen voor belangrijke projecten. Aanbetalingen voor materiaal konden hierdoor niet meer worden gedaan. De hypotheekverstrekker, de Friesche Bank, verkeerde zelf in geldnood en werd overgenomen door de Amsterdamsche bank. In 1934 viel het doek voor D. Landeweer’s Machinefabriek & Scheepsbouwwerf. De fabriek en inventaris werden geveild en Derk Landeweer verliet Leeuwarden. In 1935 adverteert hij in de Leeuwarder Courant met een expertisebureau voor keuringen en ontwerpen van technische installaties en schepen. Dit bureau was gevestigd te Amsterdam. Later woonde hij in Scheveningen, tijdens de oorlog in Roden en tenslotte in Norg. Daar overleed hij op 4 oktober 1955. In 1937 werd het terrein van de fabriek in gebruik genomen door het Provinciaal Electriciteitsbedrijf. Het gebied is tegenwoordig (2010) een winkelcentrum dat ‘De Centrale’ wordt genoemd. Niets herinnerd nog aan de machinefabriek en scheepswerf. Eén van de kinderen van Derk Landeweer, Harm, werd zelf ook opgeleid tot werktuigbouwkundig ingenieur. In 1930 vestigt hij zich in Den haag. Op 5 januari 1933 trouwt Harm met Aagje Hommema (Birdaard 29-08-1901 - ?). Op 11 januari van datzelfde jaar vertrekt het bruidspaar naar Sumatra. Te Pankalan Brandan wordt daar op 1 september 1937 Derk Landeweer geboren. Deze Derk Landerweer jr. schonk wat restte van het bedrijfsarchief aan het Fries Scheepvaart Museum.
Vermoedelijk is het cliché gebruikt als illustratie bij publicaties over het in 1929 door Derk Landeweer verkregen patent op een nieuw type stoomketel.
Literatuur: - Leeuwarder Courant, diverse artikelen: o.a. 13-04-1899, 23-01-1900, 07-08-1900, 04-09-1934, 21-02-1935 - Leovardia nr. 5 (Juni 2001), pp. 13, 14

Identificatie
Titel
Cliché met afbeelding van de vlamkast van een stoomketel, liggend voor een bedrijfsgebouw.
Objectnummer
FSM-2010-094
Objecttype
  • Clichés
Persistente URL
http://hdl.handle.net/21.12111/fsm-collect-1000021927
Over
Onderwerpen
  • Stoomketels
  • Machinefabrieken
  • Stoomschepen
Werk
Breedte
11.1 cm
Hoogte
8.3 cm
Museum
Fries Scheepvaart Museum
Vervaardiging
Maker
  1. Onbekend
Datering
Materiaal
  • Zink
    Te gebruiken voor het zuivere metaalelement met het symbool Zn en het atoomnummer 30; het is een blauwachtig wit, kristallijn metaal. Ook te gebruiken voor dit metaal wanneer het wordt bewerkt en gevormd om, meestal in combinatie met andere stoffen, diverse voorwerpen en materialen te maken. (Toegepaste Kunst Project, RKD)
  • Eikenhout
    Eiken is het hout van de Quercus robur. Het hout is hard en goed bestand tegen water. Het is in Noord-Europa op grote schaal gebruikt in de bouw, voor schepen, meubels en panelen. (Conservation Dictionary)Eikenhout is het hout van de eikenboom. Eikenhout is een zeer duurzame houtsoort met wijde poriën, en met brede glinsterende spiegels wanneer het dosse gezaagd is. Het is belangrijk materiaal voor balken, kappen, kozijnen, deuren, betimmeringen e.d.. Tot in de 17e zeer algemeen toegepast, tegenwoordig door schaarste kostbaar en als timmerhout vrijwel geheel door naaldhout verdrongen. Het laat zich goed besnijden en is daarom geschikt voor het maken van meubels. Voor betimmeringen gebruikte men graag wagenschot en gekloofde planken. Eikenhout werd doorgaans aangeduid naar de plaats van herkomst of naar de doorvoerhaven: bv. Deventer hout, Zutphense planken, Hasselts hout (aangevoerd langs de Overijsselse Vecht), Rijns eiken, Wezels hout (langs de Lippe, Ruhr en Rijn aangevoerd), Brabants hout. Noords eikenhout kwam uit Noord-Duitsland en de Oostzeelanden. In Oost-Nederland werd veel inlands eiken verwerkt. Thans is er in hoofdzaak Frans, Westfaals en Slavonisch eiken in de handel. (Haslinghuis)Oak is the wood of Quercus robur. The wood is hard and highly resistant to water. It has been widely used in northern Europe in construction, for ships, furniture and panels. (Conservation Dictionary)Oak wood is the wood of the oak tree. Oak is a very durable type of wood with wide pores, and with wide glistening mirrors when cut on the dead end. It is important material for beams, hoods, frames, doors, paneling and the like. Very widely used until the 17th century, nowadays it is expensive due to its scarcity and almost completely replaced by softwood. It is easy to cut and therefore suitable for making furniture. For paneling, people liked to use wagon shot and split planks. Oak wood was usually designated by its place of origin or transit port: e.g. Deventer wood, Zutphen planks, Hasselt wood (supplied along the Overijsselian Vecht), Rhenish oak, Wesel wood (supplied along the Lippe, Ruhr and Rhine rivers), Brabant wood. Nordic oak wood came from northern Germany and the Baltic countries. In the eastern Netherlands a lot of native oak was processed. Nowadays mainly French, Westphalian and Slavonian oak is in trade. (Haslinghuis)
Aankoop & Licentie
Licentie
BY-SA