Datering
Maker Gerben Ferwerda

Scheepsmodel van het centerboardjacht Wilhelmina.

Scheepsmodel van het centerboardjacht Wilhelmina. Op spanten gebouwd. Schaal 1:7½. Tuigage: Het jacht heeft één mast en een boegspriet. De mast staat in een mastkoker op het voordek. Aan de bovenkant wordt de mast gehouden door twee voorstagen op de boegspriet en aan weerszijden door twee zijstagen. De voorste voorstag loopt daar twee dubbelschijfs blokken op de voorpunt van de boegspriet en is belegd op een bolder op het voorschip. De tweede voorstag is vastgezet op een glijleuver op de rail op de boegspriet. Deze glijleuver kan naar believen naar voren of naar achteren geschoven worden met behulp van twee lijnen. De ene lijn loopt naar voren, door een blok op de punt van de boegspriet en is belegd op een bolder op het voorschip. De andere lijn loopt rechtstreeks naar achter en is op dezelfde bolder belegd. De voorste zijstagen van de mast zijn met wantspanners vastgezet. De achterste zijstagen van de mast zijn met een harpsluiting vastgezet op een langsscheepse metaaldraad op de gangboorden. Daardoor kunnen deze stagen naar believen naar voren en naar achteren getrokken worden. De stagen zijn vastgezet met een touw dat op het achterschip is belegd op een koperen kikker. De boegspriet aan de voorkant wordt gehouden door een waterstag (met wantspanner) en door een boegwant van aan weerszijden één hoofdtouw (eveneens vastgezet met wantspanners). Aan de achterkant rust de boegspriet in een stoel op het voordek. Deze stoel is voorzien van twee bolders waaraan de stagen en leuverlijnen zijn vastgemaakt. De zeilen zijn van witte katoen: een stagfok en een gaffelgrootzeil. Het voorlijk van de stagfok is met metalen leuvers vastgezet aan de twee voorstag. De hals van de fok is met een ketting vastgemaakt aan de glijleuver op de boegspriet. De fokkeval loopt door twee enkelschijfs blokken aan de top van de fok en aan de mast. De fokkeval is belegd op een houten klamp aan de mastkoker. Aan de schoothoek van de fok is een vast, dubbelschijfs zusterblok (tweemaal twee schijven) bevestigd. Daardoor lopen de fokkeschoten. Deze zijn getakeld door enkelschijfs blokken op het dek (aan weerszijden van de mast) en lopen door metalen schootogen naar achteren, waar ze in de kuip zijn belegd op koperen kikkers aan de binnenkant van de stuurkuip. Het grootzeil is voorzien van een lange rechte gaffel. De gaffel heeft een houten klauw. Deze klauw wordt gehesen met een dubbel getakelde klauwval (twee dubbelschijfs blokken) en een enkel getakelde nokkeval (twee blokken aan de mast en één aan de gaffel). Beide vallen zijn belegd op houten klampen aan de mastkoker. De bovenkant van het grootzeil is met touwlussen vastgenaaid aan de gaffel. Van de top van de gaffel lopen aan beide kanten van het zeil geitouwen naar beneden, via een lus aan een masthoepel en zijn belegd aan de voet van de mast. Het voorlijk van het grootzeil is met zeven houten masthoepesl aan de mast bevestigd. De onderkant van het grootzeil is met touwlussen vastgemaakt aan de giek. De voorkant van de giek hangt met een scharnierende lummel in een gat in een klos aan de achterkant van de mastkoker. De lummel is voorzien van een patentrif met hendel: het zeil kant gereefd worden door het rond de giek te draaien. De achterkant van de giek hangt in een kraanlijn. De grootschoot loopt door een dubbelschijfs blok aan de giek, door een dubbelschijfs blok op de metalen overloop op het achterdek en door een enkelschijfs blok op de bovenkant van de roeras. Het vaste eind van de grootschoot is vastgezet op het giekblok. De schoot is vervolgens dubbel getakeld op de beide dubbelschijfs blokken, loopt naar beneden naar het blok op de roeras en is belegd op een metalen klamp op het helmhout. Op de top van de mast een blauwe vleugel. De blokken zijn van hout en zijn voorzien van lopende schijven. De romp: De voorsteven is scherp en steil (verticaal). Het achterschip is overhangend en voorzien van een schuine, bolle spiegel. De bodem heeft een vaste kiel met een midzwaard. Het grootspant heeft een U-vorm. Naar voren toe wordt het schip scherp en naar achter toe overhangend. Het model van voor naar achter: De boegspriet Is aan de voorkant voorzien van twee ronde beugels. Op de bovenkant van de boegsprietl een glijrail, met daarin de gelijleuver, waaraan de middelste voorstage en de fokkehals zijn vastgezet. De voorsteven is voorzien van metaalbeslag. Op het voordek een metaalplaat over de boegspriet en daarachter de stoel met bolders waarin de boegspriet rust. Van de voorsteven naar de spiegel loopt langs de bovenkanten van de boorden een stootrand. Voor de mast is in het dek een luik met bolle wangen gemaakt. Dat luik (uitwip) wordt verwijderd wanneer de mast wordt gestreken om zo het ondereind van de mast door te laten. Aan weerszijden van dit luik zijn op het voordek koperen kikkers gemaakt en koperen geleiders voor de landvasten. Aan stuurboord is een landvast aan de kikker vastgemaakt en in een spiraalvorm opgeschoten. Achter de mast loopt het voordek door. De kuip is ovaal van vorm en is voorzien van een hoge kuiprand. De voorkant van de kuip is overdekt met een afneembare houten kajuit. De wanden van deze kajuit zijn uitgevoerd in twee soorten (kleuren) hout en zijn voorzien van twee ronde en zes lancentvormige lichtenranden met ramen. Het dak van de kajuit loopt in een holle lijn naar achteren hoog op. In het midden van het dak een lichtkap met tralies. Langs de randen van het kajuitdak zijn koperen handrelingen gamakt. Aan stuurboord zijn aan de handreling twee kurkzakken (stootwillen) vastgeknoopt. Aan de achterrand van het dak is een koperen naamplaat bevestigd met daarop 'WILHELMINA'. De binnenwand van de kuip is dicht en voorzien van luiken: in de zijwanden aan weerszijden drie luiken (van de kasten onder de gangboorden) en in de voorwand twee luiken (toegang toe het vooronder). De vloer van de kuip is belegd met geschilderde vloerdelen. In het midden een tafel en langs de wanden zijbanken. Het achterste deel van de kuip is open. De vloer en de banken zijn er hoger. In de gangboorden aan weerszijden van de kuip zijn metalen scepters gemaakt waarin twee vaarbomen (aan weerszijden één) rusten. Het roer hang aan het achterste deel van de kiel. De as van het roer steekt door het achterdek naar boven. Het is voorzien van een metalen helmhout met twee hoeken. Op het helmhout is de grootschoot belegd. Aan weerszijden van het helmhout zijn op het achterdek twee koperen kikkers gemaakt. Op de kikker aan stuurboord is een landvast bevestigd, die in spiraalvorm is opgeschoten. Achter het helmhout ligt op het achterdek een witte reddinggordel met daarop 'WILHELMINA / SNEEK'. Daarachter de metalen overloop voor de grootschoot. Op de achterkant van het achterdek zijn twee koperen landvastgeleiders gemonteerd. Kleuren: De romp is gelakt met witte biezen net onder de stootrand en op de waterlijn. Het onderwaterschip is lichtgoren. Het metaalgeslag op de boegspriet en de voorsteven is zilverkleurig. De dekken, gangboorden, mast en rondhouten zijn gelakt. De kajuitwanden zijn gelakt. Het dak van de kajuit is lichtbruin. De wanden van de kuip zijn gelakt, evenals de tafel en de banken. De vloer van de kajuit is grijs geschilderd. Accessoires: stander, twee vaarbomen, reddinggordel en twee kurkzakken.
Gerben Ferwerda (1915-2007) heeft gewerkt bij de Sneker jachtwerven Jan Kuipers, Ids Hospes, Gerrit Doevendans en Dirk Potma. Hij heeft een grote verscheidenheid aan zeiljachten gebouwd. In 1981 bouwde hij op verzoek van het museum een model van een zestien-kwadraat. Omdat de kwaliteit daarvan goed was, heeft hij in de daarop volgende jaren nog elf modellen voor het museum gebouwd. De bouwtekeningen werden vaak geleverd door museummedewerker J.K. Kuipers. De zeilen op de museummodellen zijn gemaakt door conciërge P. Alkema. Ook voor particulieren heeft hij veel gebouwd. In de winter van 1995-1996 is in het museum een tentoonstelling aan zijn werk gewijd. Het model van de Wilhelmina is gebouwd naar de opmetingstekeningen die J.K. Kuipers maakte van het originele schip, dat behoort tot de verzameling van het Zuiderzeemuseum te Enkhuizen. Van de 17de tot de 19de eeuw heeft de scheepsbouw zich geleidelijk ontwikkeld van ronde naar scherpe schepen. In de Verenigde Staten begon men onstreeks 1840 dergelijke schepen te bouwen, die door hun geringe weerstand meer over het water glijden dan dat zijn water verplaatsen. Ze waren voorzien van een ophaalbare kiel, waardoor afdrijven onder onvloed van de werking van de wind voorkomen werd. Zwaarden werden daardoo overbodig. Al voor het midden van de 19de eeuw werd zo'n Amerikaans jacht in Nederland ingevoerd. Een dergelijk schip won in 1856 op het IJ te Amsterdam een wedstrijd van de Koninklijke Jachthaven. De Wilhelmina is in 1890 te Amsterdam gebouwd. Het schip is bijna 9 meter lang en ruim 3 meter breed. Aan de voorzijde heeft het schip de vorm van een sloep, aan de achterzijde is het voorzien van een spiegel. Het kan op de kluiverboom diverse zeilen voeren. In totaal kan het schip maximaal 100 m² zeil voeren. Ooit werd het schip voorzien van een kajuit. Deze is later verwijderd en wordt in depot (Zuiderzeemuseum) bewaard.
literatuur: - Veelzijdig Verzameld (Zwolle, 1994), pp. 28-29

Identificatie
Titel
Scheepsmodel van het centerboardjacht Wilhelmina.
Objectnummer
FSM-1985-393
Objecttype
  • Scheepsmodellen
    Nabootsing van een vaartuig op klein formaat. (Encyclo.nl)
Persistente URL
http://hdl.handle.net/21.12111/fsm-collect-1000014265
Over
Onderwerpen
  • Centerboards
    Het midzwaardjacht is een rank gebouwd scherp model zeiljacht met een beweegbare kiel in het midden van het schip. (Wikipedia)Zeiljachten met een middenzwaard (centerboard). (MARDOC)
Werk
Breedte
43.0 cm
Hoogte
152.5 cm
Lengte
123.0 cm
Museum
Fries Scheepvaart Museum
Vervaardiging
Maker
  1. Gerben Ferwerda
Datering
Materiaal
  • Hout
    Hout is een bouwmateriaal, afkomstig van boomstammen en -takken. Naast merg, spint en schors vormt het daarvan het voornaamste bestanddeel. Ten noorden van de Alpen is hout van oudsher het belangrijkste bouwmateriaal. Onderscheiden worden naaldhout van naaldbomen (dennen, grenen, vuren) en loofhout van loofbomen (eiken, beuken enz.). De stammen werden meestal in het groeigebied gekantrecht en per vlot of in een schip over water vervoerd. De houthandel en -nijverheid concentreerden zich in Nederland vooral in Dordrecht, Amsterdam, Deventer en later ook in de Zaanstreek. Voor regionaal gebruik concentreerde de houthandel zich ook in plaatsen als ’s-Hertogenbosch, Schoonhoven en Tiel. (Haslinghuis)
Aankoop & Licentie
Licentie
BY-SA