Datering
Maker Klaas Smit
Scheepsmodel van de stoomkustvaarder Hunze IX.
Scheepsmodel van de stoomkustvaarder Hunze IX. Op spanten gebouwd. Gemaakt van koperplaat. Schaal niet bekend. Rondhouten en tuigage: Het schip heeft twee liermasten. De voormast wordt gehouden door twee voorstagen aan weerszijden door eem staand want van vier hoofdtouwen. In de voormast twee liergieken. Aan stuurboord is in het want een lantaarn gehangen. De achtermast wordt aan weerszijden gehouden door een staand want van vijf hoofdtouwen. Ook de achtermast is voorzien van twee liergieken. Aan de achterkant van deze liermast is een witte wimpel gehesen. Tussen de beide masten is een antennedraad gespannen. De blokken zijn niet voorzien van lopende schijven. De romp: Scherpe, tamelijke steile voorsteven. ROnd, geveegd achterschip. Valkke bodem. Het model van voor naar achter: Verhoogd voordek met daarop de ankerlier. Uit het kluisgat aan stuurboord steekt een anker. Op het lagere dek op het voorschip een liermast met aan de voet daarvan de lier. Daarachter de ingang van het voorruim, afgesloten door een groot luik. Het middenschip is verhoogd. Het is aan de voorkant bereikbaar met twee trappen. Op het het verhoogde middendek de aan weerszijden twee dekhuizen met daarop twee in davits gehangen reddingboten. In beide dekhuizen aan weerszijden acht patrijspoorten. In het midden, tussen de beide dekhuizen in, de opbouw van de machinekamer met daarop een schoorsteen met stoomfluit, twee achterwaarts gerichte pijpen en een lichtkap. Op de schoorsteen een witte band met daarop de letter H. Op de voorkant van de machinekamer een houten stuurhut, die aan twee kanten is te bereiken met een trap. Voor de stuurhut een brug over de geheele breedte van schip. Op de brug een stuurrad en een kompas. Achter het verhoogde middendek een lager achterdek. Tussen middendek en achterdek twee trappen. Op het achterdek de toegang tot het achterruim, afgesloten met een groot luik. Erachter de liermast met de lier en een klein luik. Kleuren: De romp is zwart. Het berghout is wit. Het voor en achterdek en de luiken zijn grijs. Het midden dek is gelakt hout. De dekhuizen zijn wit. De stuurhut en de brug zijn gelakt. De relingen zijn wit met een zwarte bovenkant. De schoorsteen is zwart met een witte band. De beide liermasten zijn zwart, evenals de erbij behorende lieren en de lier op het voordek. Accessoires: stander.
In de kustvaart was het gebruik van stoommachines weinig populair. De omvang van de ketel en de kolenbunker vergde veel ruimte en het gewicht vroeg teveel tonnage. De Hunze IX was een van de weinige kustvaarders op stoomtractie. Het was een Engels schip, rond 1890 gekocht door de Groninger-Rotterdammer Stoomboot-Maatschappij voor een dienst van Groningen op Hamburg, Bremen en Bremerhaven. Het was een schip van 284 ton. Door een cholera-epidiemie in Hamburg kon de dienst aanvankelijk niet optimaal opereren. Vanaf 1905 was het echter een winstgevende lijndienst. Dat bleef zo tot de Eerste Wereldoorlog, die een eind aan de dienst maakte. Volgens de Wet op de Zeevaartdiploma's is een kustvaarder voor de Kleine Handelsvaart een schip met een waterverplaatsing van minder dan 500 brt (sinds 1970: kleiner dan 75 meter lang). De Nederlandse kustvaart heeft zijn oorsprong in de provincie Groningen. De in de veenkoloniën gegraven turf werd steeds verder weg verkocht. Dat deed de behoefte aan schepen toenemen. De schepen werden in Groningen gebouwd en uitgereed. Ook het graan vond op de coasters zijn weg naar het buitenland. De steeds grotere schepen kwamen ook buiten het Noordzeegebied (tot in Afrika). Rond 1850 beleefden de Groningse rederijen een hoogtepunt. Ze lieten hun schepen bouwen in de provincie Groningen en hun bemanningen kwamen er ook vandaan. De schepen werden echter bevracht in Amsterdam of Rotterdam. Bij de overgang van houtbouw naar ijzerbouw en van zeilvaart naar motorvaart behielden de Groningse reders hun positie maar slechts ten dele. Na 1920 kwam er echter een nieuwe impuls voor de scheepsbouw in Groningen. In 1923 bouwde scheepswerf Gideon te Groningen een ijzeren kustvaarder met een kleine motor van slechts enkele tientallen p.k. en met een hulpzeil (dat al vrij snel verdween). De Groninger coaster beviel goed: het schip was betrouwbaar, kon veel lading vervoeren en was in staat ver landinwaarts te varen (lading van huis tot huis). De vloot coasters (kleiner dan 500 brt) groeide snel (in 1939 536 schepen). Ook na de Tweede Wereldoorlog bleef de Groninger coaster populair. Er werden speciale schepen gebouwd voor olieën, chemicaliën, vlees, fruit, containers, etc. Na 1960 nam het aantal coasters weer af.
literatuur:
- J.M. Fuchs, De beurt is aan ..., (Wormerveer, z.j.) pp. 50-51.
Reacties