Datering
Maker Heidsieck & Co.
Hals van een champagnefles bewaard na de doop van de kustvaarder Margriet Anja, gebouwd te Makkum.
Hals van een champagnefles. Groen glas, gebroken dicht onder de kurk. De kurk, metalen binding en loden kous zijn ongeopend. Onder de kurk om de hals een strak gewonden touw. Onder de uiteinden van de metalen binding een lichtbruine strik van glad lint. Op de hals het restant van een etiket met het (gedeeltelijke) woord 'onopole'
De flessehals is bewaard na de doop van de kustvaarder Margriet Anja. De champagne was een Heidsieck & Co. "Monopole" van een onbekend jaar.
De kustvaarder Margriet Anja is op 24 maart 1956 te water gelaten op de scheepswerf 'Welgelegen' van de Fa. C. Amels en Zoon te Makkum (bouwnummer 196). Opdrachtgever was Evert Smid uit Groningen. Na verschillende Nederlandse eigenaren is het schip in 1975 verkocht naar Griekenland. Daar voer het voor verschillende eigenaren en onder verschillende namen tot het in 1999 als 'Vera' strandde en zonk. Het wrak is anno 2012 te bezoeken als duiklocatie. (bron: www.shipspotters.nl)
Volgens de Wet op de Zeevaartdiploma's is een kustvaarder voor de Kleine Handelsvaart een schip met een waterverplaatsing van minder dan 500 brt (sinds 1970: kleiner dan 75 meter lang). De Nederlandse kustvaart heeft zijn oorsprong in de provincie Groningen. De in de veenkoloniën gegraven turf werd steeds verder weg verkocht. Dat deed de behoefte aan schepen toenemen. De schepen werden in Groningen gebouwd en uitgereed. Ook het graan vond op de coasters zijn weg naar het buitenland. De steeds grotere schepen kwamen ook buiten het Noordzeegebied (tot in Afrika). Rond 1850 beleefden de Groningse rederijen een hoogtepunt. Ze lieten hun schepen bouwen in de provincie Groningen en hun bemanningen kwamen er ook vandaan. De schepen werden echter bevracht in Amsterdam of Rotterdam. Bij de overgang van houtbouw naar ijzerbouw en van zeilvaart naar motorvaart behielden de Groningse reders hun positie maar slechts ten dele. Na 1920 kwam er echter een nieuwe impuls voor de scheepsbouw in Groningen. In 1923 bouwde scheepswerf Gideon te Groningen een ijzeren kustvaarder met een kleine motor van slechts enkele tientallen p.k. en met een hulpzeil (dat al vrij snel verdween). De Groninger coaster beviel goed: het schip was betrouwbaar, kon veel lading vervoeren en was in staat ver landinwaarts te varen (lading van huis tot huis). De vloot coasters (kleiner dan 500 brt) groeide snel (in 1939 536 schepen). Ook na de Tweede Wereldoorlog bleef de Groninger coaster populair. Er werden speciale schepen gebouwd voor olieën, chemicaliën, vlees, fruit, containers, etc. Na 1960 nam het aantal coasters weer af.
Reacties