Datering
Maker Haike van der Werff
Open halfmodel of nestmodel van een tjalk of skûte.
Halfmodel van een skûte. Nestmodel: dunne latten tegen zeven spanten die de vorm hebben van dwarsschotten. Het voorschip en het achterschip wordt gevormd door gestapelde planken. Schaal niet bekend. Rondhouten en tuigage: geen De romp: Voor- en achterschip zijn rond. De bodem is vlak en loopt naar voren en achteren rond op. De boeisels ontbreken. Het model van voor naar achter: Het voorschip is rond, opgebouwd met gestapelde planken. De boorden zijn open. De latten zijn om een om op de spanten genageld. Enkele latten ontbreken. Alleen het berghout loopt door van voor naar achter. Het boeisle erboven ontbreekt. Het achterschip is ook opgebouw uit een gestapeld blok. De achtersteven is recht. Het nestmodel is gemonteerd op een plank met daarin twee ophanggaten. Op de achterkant van de plank staat meerdere keren de naam vermeld van de scheepswerf waar het model is gemaakt: 'H.P. van der Werff, Langewijk, Drachten'. Tevens zijn de jaartallen 1890 en 1894 genoteerd. Kleuren: model en plank zijn gelakt. Accessoires: geen
Gezien de verhoudingen van het model zal het een halfmodel zijn van een tjalk, en dan van wat Friese scheepsbouwers een 'skûte' noemden (tussen skûtsje en zeetjalk in). Het model is afkomstig van de scheepswerf van Haike Pieters van der Werff aan de Langewijk te Drachten. Zijn vader Pieter Haikes van der Werff, die een werf had aan de Noorderdwarsvaart te Drachten, kocht de werf van diens oom Ate Pyters van der Werff aan de Langewijk voor zijn zoon. Van deze werf is een werfboek bewaard gebleven en tevens enige scheepsbouwtekeningen. Werfboek en tekeningen worden bewaard in het Fries Scheepvaart Museum. In het werfboek worden geen schepen vermeld die voor 1900 zijn gebouwd. En ook uit de tekeningen is niet na te gaan voor welke opdrachtgever het model is gemaakt. De schenker, Durk Lourens van der Werff, is een zoon van Haike Pieters van der Werff. Van alle scheepstypen in de Nederlandse binnenvaart is de tjalk het meest verbreid. De tjalk is niet een specifiek scheepstype, maar meer een familienaam voor allerlei soorten schepen. Omstreeks 1675 komt het woord tjalk voor het eerst voor. Tot de familie van de tjalkachtigen hoorden in de 17de en 18de eeuw de damloper, de kaag en de smak. In de 18de, 19de en 20ste eeuw worden ondermeer genoemd: de paviljoentjalk (roef onder een verhoogd achterdek), de dektjalk (roef in het achterschip, onder het dek) en de hektjalk (hoog oplopend achterboeisel met hennegat). Het bekendste tjalkschip in Nederland is de Friese vorm: het skûtsje. Door oude scheepsbouwers werd dit type roefschip genoemd (roef met opbouw die boven het dek uitsteekt). Een grote Friese tjalk werd Skûte genoemd (80-90 ton laadvermogen). Nog grotere tjalken werden in Friesland Tjalk genoemd (zeegaand en 100-120 ton laadvermogen).
Reacties