Datering
Maker Gurbe van der Werff
Halfmodel van een tjalk gebouwd op de werf van J.O. van der Werff.
Halfmodel van een tjalk. Gebouwd volgens de stapelmethode. Schaal niet bekend. Rondhouten en tuigage: geen De romp: Het voorschip is rond met terugvallend boeisel. Het achterschip is rond en niet gepiekt. De bodem is rond. Het model van voor naar achter: Het model is niet gedetailleerd. Alleen de scheg, het berghout en de achtersteven zijn aangebracht. Het halfmodel is geplaatst op een plank. Kleuren: De romp is geheel wit geschilderd. De plank is gelakt. Accessoires: geen
Het model is gemaakt naar een plantekening van een tjalk van de hand van J.O. van der Werff te Buitenstvallaat (Drachten).
Van alle scheepstypen in de Nederlandse binnenvaart is de tjalk het meest verbreid. De tjalk is niet een specifiek scheepstype, maar meer een familienaam voor allerlei soorten schepen. Omstreeks 1675 komt het woord tjalk voor het eerst voor. Tot de familie van de tjalkachtigen hoorden in de 17de en 18de eeuw de damloper, de kaag en de smak. In de 18de, 19de en 20ste eeuw worden ondermeer genoemd: de paviljoentjalk (roef onder een verhoogd achterdek), de dektjalk (roef in het achterschip, onder het dek) en de hektjalk (hoog oplopend achterboeisel met hennegat). het bekendste tjalkschip in Nederland is de Friese vorm: het skûtsje. Door oude scheepsbouwers werd dit type roefschip genoemd (roef met opbouw die boven het dek uitsteekt). Een grote Friese tjalk werd Skûte genoemd (80-90 ton laadvermogen). Nog grotere tjalken werden in Friesland Tjalk genoemd (zeegaand en 100-120 ton laadvermogen).
literatuur:
- Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1987, p. 19
Reacties