Datering
Maker Gerrit Ooms
Scheepsmodel van een olympiajol.
Scheepsmodel van een olympiajol. Blokmodel. Schaal 1:30. Rondhouten en tuigage Het model heeft één mast, die staat in een klos aan het achtereind van het voordek. De mast wordt gehouden door nylon stagen: een voorstag en twee zijstagen. De stagen zijn niet vastgezet op beslag maar verdwijnen door gaten in het voordek en de gangboorden. Voor het buigen van de mast is een stag over een uithouder geplaatst aan de voorkant van de mast. Aan de mast wordt één zeil gevoerd: een torentuig. Het voorlijk van het grootzeil is geregen in een gleuf in de mast. Er is geen grootzeilval. Het onderlijk van het grootzeil is geregen in de giek. De giek is met twee ringen verbonden aan de mast. Aan de mast hangt een tweeschijfs blok. De grootschoot loopt door dit blok en door twee ringen op de kuipvloer. De zwaardval van het midzwaard loopt door een blok aan de bovenkant van het midzwaard en twee ringen in het voorschip en ligt opgeschoten in de kuip. In het grootzeil de klasse aanduiding (letter O) en het zeilnummer 46. Op de top van de mast geen windvaan. De blokken zijn van hout en zijn niet voorzien van lopende schijven. De romp. Rondspant. Scherpe voorsteven. Rechte spiegel, die loodrecht op het water staat. De boot is uitgerust met een midzwaard. Het model van voor naar achter. Langs de rand van de kuip een opstaande rand. In de kuip is in het midden de zwaardkast van het midzwaard geplaatst. Achter de kuip een achterdek. Het roer hangt aan de spiegel. Aan de onderkant van het roer een draaibaar, metalen roerblad. Dat wordt bediend met een touw dat loopt over de rug van het roer en dat is vastgezet op de dwarsbalk in het helmhout. Het helmhout is A-vormig: twee stokken met daartussen een dwarsbalk. Kleuren: De romp is gelakt. Het onderwaterschip is wit. De dekken, de gangboorden en de kuip zijn gelakt, evenals de mast en de blokken. Het roer is bruin. De metalen delen (midzwaard en roerblad) zijn ongeverfd. Accessoires: tijdelijke stander.
Afmetingen van de olympiajollen: lengte 5.00 meter, breedte 1.66 meter, zeiloppervlakte 10.5 m². De olympiajol werd ontworpen voor de Olympische Spelen van 1936. De Duitse zeilbond schreef een prijsvraag uit voor het ontwerpen van een eenmans-wedstrijdboot. De inzendingen werden vervolgens gebouwd en getest. er werd toen gekozen voor het ontwerp van H. Stauch uit Berlijn. Zijn ontwerp bestond uit een karveel gebouwde middenzwaardboot. De boot werd breed gehouden om de invloed van het lichaamsgewicht van de zeiler - een factor van beland voor het rechtop houden van de boot - niet te groot te doen zijn. De jol is voorzien van een gestaagd toren-cattuig. Twee jaar na de Olympische Spelen in Berlijn werd in 1938 de olympiajol door de I.Y.R.A. erkend als internationale klasse. Door concurrentie van de Finnjol (sinds 1952) verloor de olympiajol aan populariteit. Het leidde er toe dat de Olympiajol in 1970 haar internationale erkenning weer verloor. De klasseorganisatie had nu weer het heft in handen en besloot tot modernisatie: rompen van polyester, metalen rondhouten. Sinds 1990 groeit de klasse weer gestaag. Het zeilteken is een O, gevolgd door een landenletter (Nederland: H) en een volgnummer. De olympiajol werd populair in Duitsland, Nederland en Zwitserland. De olympiajol met zeilnummer 46 komt in de lijsten van deelnemers aan de Sneekweek voor van 1937-1948. De scheepsnaam bleef Fram. Eigenaars: 1937-1941 Corrie van Gool uit Hommerts, 1942 M. van Dijk uit Hommerts, 1945-1948 P. Vlaskamp uit Sneek. Wedstrijden voor de olympiajollen waren er in de Sneekweken van 1937-1963, 1967, 1968, 1975, 1985-1987 en 1989-1998. Het aantal deelnemers was gemiddeld per jaar 15. Maar het aantal wisselde sterk. Rond 1939 was het een populaire klasse. Na 1955 nam het aantal deelnemers af, zelfs zodanig dat er soms geen wedstrijden meer werden gehouden voor deze klasse. Vanaf 1990 zit de klasse weer in de lift. Gerrit Ooms. Geboren 23 juli 1920 te Heerenveen. Verhuisde in 1923 naar Sneek. Beroep: aannemer in de wegenbouw. In zijn vrije tijd zeilde Gerrit Ooms. Eerst in een kan, vanaf 1948 in een Zomerweeldejacht, vervolgens in een kajuitjachten, een regenboog (nr. 70). Op hogere leeftijd voer hij in een motorkruiser. De overgrootvader van Gerrit Ooms was scheepsbouwer te Hoogeveen. Die bouwde zogenaamde Hoogeveense pramen. Het eerste model dat Gerrit Ooms maakte was van zo'n Hogeveense praam. Vervolgens maakt hij modellen van een regenboog en van ronde jachten. De tekeningen van de ronde jachten haald hij uit het boek van T. Huitema over Ronde en Platbodemjachten. De secretaris van de NNWB verschafte Ooms de tekeningen van de modernere zeiljachten. Het leidde tot het idee van alle jachten die ooit aan de Sneekweek hadden mee gedaan een model te maken. Het werd een verzameling van 52 modellen (inv.nr. 1998-279 t/m 1998-230).
literatuur:
- Elisabeth Spits, Wat zeilt daar? (Eemdijk, 1998), pp. 52-53
- J. van Vollenhove, Wat zeilt daar? (Amsterdam, z.j.) pp. 40-41
- Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1989, p. 19-20
- Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1998, p. 27
Reacties