Datering
Maker Gerrit Ooms
Scheepsmodel van een zeiljacht uit de soloklasse.
Scheepsmodel van een zeiljacht uit de soloklasse. Blokmodel. Schaal 1:30. Rondhouten en tuigage Het model heeft één houten mast. De mast is gestoken in een gleuf in de achterkant van het voordek. De mast wordt gehouden door metalen stagen: een voorstag en twee zijstagen. Aan de mast wordt één zeil gevoerd: een grootzeil (torentuig). Het voorlijk van het grootzeil is geregen in een gleuf in de mast. De grootzeilval loopt door een gat in de top van de mast, door een ring aan de voet van de mast en is belegd op de nagelbank in het midden van de kuip. De giek is van hout. De giek is met en ring aan een mastbeugel bevestigd. Er is geen halstalie. Aan de giek hangen twee metalen blokken. De grootschoot loopt door deze twee blokken en is belegd op de nagelbank in het midden van de kuip. In het achterlijk van het zeil zijn zeillatten gestoken die doorlopen tot het voorlijk. De zwaardval van het midwaard loopt door twee ringen in de voorwand van de kuip en is vastgezet op de midscheepse nagelbank. In het grootzeil de klasseaanduiding (gehoekte S-vorm) en het zeilnummer 507. De blokken zijn van metaal en zijn niet voorzien van lopende schijven. In de top van de mast een zwarte windvaan. De romp. Dubbele knikspant. Stompe voorsteven. Rechte spiegel die schuin naar voren hellend op het water staat. De boot is uitgerust met een midzwaard. Het model van voor naar achter. Op de voorsteven de ring van de voorstag. Voor de mast loopt over het voordek een V-vormige waterlijst. Achter de mast de kuip. In het midden van de kuip een lage zwaardkast voor het midzwaard. Daarboven een dwarsbalk, waarin drie korvijnagels zijn gestoken. De zeilval, de zwaardval en de grootschoot zijn hier op belegd. In het achterste deel van de zwartkast twee zelflozers. De boot heeft geen achterdek. In de spiegel twee gaten (lozers) en een sleuf waardoor de helmstok de boot in steekt. Het roer hangt aan de spiegel. De helmstok is van metaal en is voorzien van een joystick. Kleuren: De romp is groen: boven water, onder water, dek en gangboorden. De kuip is wit, evenals de waterlijst. De bovenkant van het roer is bruin. De onderkant van het roer is metaalkleurig. Ook de andere metalen delen (midzwaard en helmstok) zijn ongeverfd. De rondhouten zijn gelakt. Accessoires: tijdelijke stander.
Afmetingen van de soloklasse: lengte 3.78 m, breedte 1.50 m, zeiloppervlak grootzeil 8.4 m². De romp is van hechthout (later soms van polyester). De rondhouten zijn metaal. De Solo is in 1957 ontworpen door de engelsman Jack Holt. In opdracht van het blad Yachting World ontwierp hij de solo. De romp heeft een dubbele knikspant. In de zijden zijn vast luchtkasten gebouwd. In zijn soort past de solo tussen de olympiajol en de finnjol. De knikspantconstructie maakt de solo echter veel goedkoper dan de andere twee. In 1962 werden de eerste solo's tot wedstrijden toegelaten. In 1965 werd de klasse erkend door het KNWV. De meeste solo's varen in Noord- en Zuid-Holland. Soms organiseert de klasseorganisatie ook wedstrijden in andere gebieden. De solo met zeilnummer 507 komt in de lijsten van deelnemers aan de Sneekweek voor in 1988. Eigenaar was H. Gorter uit Wormerveer. Wedstrijden voor de soloklasse waren er in 1964-1968 en in 1988. Het aantal deelnemers schommelde rond de 15. Gerrit Ooms. Geboren 23 juli 1920 te Heerenveen. Verhuisde in 1923 naar Sneek. Beroep: aannemer in de wegenbouw. In zijn vrije tijd zeilde Gerrit Ooms. Eerst in een kan, vanaf 1948 in een Zomerweeldejacht, vervolgens in een kajuitjachten, een regenboog (nr. 70). Op hogere leeftijd voer hij in een motorkruiser. De overgrootvader van Gerrit Ooms was scheepsbouwer te Hoogeveen. Die bouwde zogenaamde Hoogeveense pramen. Het eerste model dat Gerrit Ooms maakte was van zo'n Hogeveense praam. Vervolgens maakt hij modellen van een regenboog en van ronde jachten. De tekeningen van de ronde jachten haald hij uit het boek van T. Huitema over Ronde en Platbodemjachten. De secretaris van de NNWB verschafte Ooms de tekeningen van de modernere zeiljachten. Het leidde tot het idee van alle jachten die ooit aan de Sneekweek hadden mee gedaan een model te maken. Het werd een verzameling van 52 modellen (inv.nr. 1998-279 t/m 1998-230).
literatuur:
- Elisabeth Spits, Wat zeilt daar? (Eemdijk, 1998), pp. 36-37
- J. van Vollenhove, Wat zeilt daar? (Amsterdam, z.j.). pp. 58-59
- Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1998, p. 27
Reacties