Datering
Maker Gerrit Ooms
Scheepsmodel van een zeiljacht uit de flying juniorklasse.
Scheepsmodel van een zeiljacht uit de flying juniorklasse. Blokmodel. Schaal 1:30. Rondhouten en tuigage Het model heeft één mast (metaal). De mast is gestaagd met een voorstag en twee zijstagen (metaaldraad). Aan de mast worden twee zeilen gevoerd: een stagfok en een grootzeil (torentuig). De fokkeval loopt door een blok aan de mast naar beneden en is belegd op een klamp aan de voet van de mast. De hals van de fok is vastgezet op de gatenrail op het voordek. De fokkeschoten lopen door twee schootogen op de boorden naar achter en zijn niet belegd. Het voorlijk van de fok is niet bevestigd aan de voorstag. Het grootzeil heeft de vorm van een torentuig. Het voorlijk van het grootzeil is geregen in een sleuf in de mast en het onderlijk is op dezelfde wijze bevestigd aan de giek. De grootzeilval loopt door een gat in de mast naar beneden en is belegd op een klamp aan de voet van de mast. Er is geen halstalie. De grootschoot loopt door een blok aan de giek en is belegd op een metalen blok op de bodem van de boot. In het zeil het zeilnummer H1390. De blokken zijn niet voorzien van lopende schijven. Op de top van de mast een metalen pin met daaraan een zwarte windvaan. De romp. Rondspantromp. Scherpe voorsteven. Rechte spiegel, die loodrecht op het water staat. Geen kiel: midzwaard. Het model van voor naar achter. Bol voordek met V-vormige waterlijst voor de mast. Steekmast met daaraan enkele klampen voor de vallen. Achter de mast de kast van het midzwaard. Het midzwaard wordt met midzwaardvallen omphoog getrokken. Deze vallen lopen door ogen die onder het voordek zijn bevestigd en worden belegd op de achterkant van de zwaardkast. Het roer hangt aan de spiegel. Het onderste deel van het roer is van metaal en scharniert in het bovenste deel. De helmstok is van hout en is voorzien van een metalen joystick. In de spiegel twee zelflozers. Kleuren: De romp is wit, zowel onder water als boven water. Oop de binnenkant van de boot is wit. De metalen mast en giek zijn ongeverfd. Het roer is bruin, het onderste roerblad is ongeverfd. Accessoires: tijdelijke stander.
Afmetingen van de flying junior: lengte 4.03 m, breedte 1.50 m., zeiloppervalk grootzeil 5.9 m², fok 3.4 m², spinnaker 7.5 m². De flying junior is in 1956 ontworpen door U. van Essen. Hij ontwierp een boot die zou voldoen aan de behoefte aan een tweemans-midzwaardboot waarmee opgroeiende jeugd en volwassenen zouden kunnen wedstrijdenzeilen en toerzeilen. Slechts factoren van snelheid zouden stringent moeten worden gereglementeerd, doch het overige zou vrij moeten worden gelaten. De eerste levensjaren van de flying junior verliepen moeizaam. Het Watersportverbond liet de boot niet toe als nieuwe klasse: de boot zou te duur zijn en de klassevoorschriften waren niet streng genoeg. Het Watersportverbond richtte zich op de sternklasse. In 1956 werd de flying junior club opgericht die zelf wedstrijden organiseerde. Omdat het type populair was werd de flying junior in 1961 toch toegelaten door het Watersportverbond. mits de klassevoorschirften werden aangescherpt. In 1969 werd de klasse ook internationaal erkend. In de loop der jaren is de klasse aangepast: spinnaker (1963), grotere spinnake en trapeze (1985). Afmetingen: lengte 4.03 m., breedte 1.50 m., diepgang 0.85 m., zeiloppervlak (grootzeil en fok) 9.3 m2. De flying junior zeilnummer 1390 komt in de deelnemerslijsten van de Sneekweek voor van 1978 tot 1980. Als eigenaar werd genoemd H. van der Kevie uit IJlst (scheepsnaam Waggel). Gerrit Ooms. Geboren 23 juli 1920 te Heerenveen. Verhuisde in 1923 naar Sneek. Beroep: aannemer in de wegenbouw. In zijn vrije tijd zeilde Gerrit Ooms. Eerst in een kan, vanaf 1948 in een Zomerweeldejacht, vervolgens in een kajuitjachten, een regenboog (nr. 70). Op hogere leeftijd voer hij in een motorkruiser. De overgrootvader van Gerrit Ooms was scheepsbouwer te Hoogeveen. Die bouwde zogenaamde Hoogeveense pramen. Het eerste model dat Gerrit Ooms maakte was van zo'n Hogeveense praam. Vervolgens maakt hij modellen van een regenboog en van ronde jachten. De tekeningen van de ronde jachten haald hij uit het boek van T. Huitema over Ronde en Platbodemjachten. De secretaris van de NNWB verschafte Ooms de tekeningen van de modernere zeiljachten. Het leidde tot het idee van alle jachten die ooit aan de Sneekweek hadden mee gedaan een model te maken. Het werd een verzameling van 52 modellen (inv.nr. 1998-279 t/m 1998-230).
literatuur:
- J. van Vollenhove, Wat zeilt daar? (Amsterdam, z.j.) pp. 36-37.
- Elisabeth Spits, Wat zeilt daar? (Eemdijk, 1998), pp. 30-31
- Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1998, p. 27
Reacties