Datering
Maker Liekele Boom
Scheepsmodel van een 19-de eeuws beurtschip, genaamd De Hoop.
Scheepsmodel van een houten beurtschip. Blokmodel. Schaal niet bekend.
Rondhouten en tuigage: Het model heeft één mast en een kluiverboom. De kluiverboom wordt aan de voorkant gehouden door een waterstag en door een boegwant van twee hoofdtouwen die zijn belegd op een klamp op het boeisel. In het midden wordt de kluiverboom gehouden door een metalen ring aan de voorsteven en aan de achterkant in een schuingeplaatste kluiverboomstoel. De mast wordt gehouden door twee voorstagen en aan weerszijden door een staand want van twee hoofdtouwen en door een lopend want (bakstag). Het staande en lopende want is met puttingijzers op het boeisel bevestigd. De zeilen zijn van lichtbruine (verkleurd?) katoen: een kluiver, een stagfok en een grootzeil. De kluiver wordt uitgezet met een traveller. Het voorlijk van de kluiver is met metalen ringen bevestigd aan de eerste voorstag. De schoot van de kluiver is belegd op een klamp aan het boeisel. De stagfok is net als de kluiver met metalen ringen bevestigd aan een voorstag. De fokkeschoot is belegd op een hakkeblok, dat is vastgezet op de overloop op het voordek. Het grootzeil is voorzien van een gebogen gaffel en een giek. Het voorlijk is met rakkralen (glazen kralen) bevestigd aan de mast. De grootschoot is belegd op een hakkeblok dat is bevestigd op een overloop op het achterschip. De vallen van de zeilen zijn belegd op een nagelbank aan de mastkoker. Op de top van de mast een rode vleugel. De blokken (volgens overlevering gemaakt van kersenpitten) zijn niet voorzien van lopende schijven.
De romp: rond voorschip, rond achterschip, ronde bodem. De ronding zijn enigszins hoekig, niet vloeiend.
Het model van voor naar achter: Aan weerszijden van de steven kluisborden en berentanden. Aan bakboord hangt over een beretand een stokanker. Het ankerketting loopt via een kluisgat naar de braadspil op het voordek. Aan een bolder aan bakboord hangt een kurkzak over het berghout. Achter de braadspil een scharnierend luik met een rond raam en een dubbel luik (uitwip) die wordt verwijderd wanneer de mast wordt gestreken om het ondereind van de mast door te laten. Aan de onderkant van de mast een loden contragewicht. Net voor de mast de overloop van de fokkeschoot, die loopt van boeisel tot boeisel. Achter de mast de nagelbank en de roef. De roef heeft in het dak een lichtkap en in de zijwanden aan weerszijden drie patrijspoorten. Twee scharnierende deuren en een schuifluik bieden toegang tot de roef. Het interieur van de roef is ingericht: vloerbedekking en banken die met groene pluche zijn bekleed. De zwaarden zijn voorzien van verdikte koppen. Ze zijn aan de onderkant bekleed met metaalbeslag. De zwaardloper gaat via een schildpadblok door een gat in het boeisel naar het achterschip en is daar (ongetakeld) belegd op een bolder. Opvallend is dat aan een ring op de bovenkant van de zwaarden een touw is vastgemaakt, dat loopt naar een oog in de top van de mast en dan terug gaat naar beneden, waar het is belegd op een klap op de zijwand van de roef. Op beide boeisels zijn ter hoogte van de roef scepters gemaakt. In de scepters aan bakboord ligt een pikhaak en in die aan stuurboord ligt een vaarboom. Achter de roef is een verlaagd dek (bollestal) dat omgeven wordt door banken. De gangboorden lopen door tot het achterschip. Langs de randen van de gangboorden zijn waterlijsten gemaakt, zodat buiswater niet van de gangboorden in het verlaagd achterdek kan lopen. Op het achterhuis is de overloop van de grootschoot bevestigd. De helmstok steekt onder deze overloop door. De helmstok kan met korvijnagels worden vastgezet in de gaten van de stuurboog op het achterschip. Op het roer een eenvoudige roerkop. Op de achterkant van het roer een recht vlaggenstok met daarin een rood-geel-witte vlag. Op de buitenkant van het achterboeisel is tweemaal de naam van het schip geschilderd: 'DE HOOP'.
Kleuren: De romp is gelakt, het onderwaterschip is groen met een rode bies en het berghout is groen. De kluisborden zijn groen met rood in het kluisgat. De berentanden hebben rode koppen. De koppen van de zwaarden zijn groen. Binnen de boeisels is het houtwerk gelakt: luiken, ruim, dekken, rondhouten.
Accessoires: stander, aker, loopplank, stokdweil, pikhaak en vaarboom
Liekele Boom moet tegen het eind van de 19e eeuw geboren zijn in Friesland (Joure?). Na zijn jeugd doorgebracht te hebben in Friesland, vertrok hij naar Rotterdam, waar hij tot zijn pensionering in het havenbedrijf werkzaam was. Hij overleed op ongeveer 80-jarige leeftijd. Bij tijd en wijle fungeerde hij als schipper op het zeiljacht, waarmee Prins Hendrik en de bekende Rotterdamse zakenman en kunstverzamelaar Van Beuningen tochten maakten.
Zeilende beurtschepen waren in waterrijke gebieden met slechte verbindingen over land een beter vervoermiddel dan wagens en rijtuigen. Al in de Middeleeuwen voeren Friese schippers met hun vrachtschepen over binnenwateren en over de Zuiderzee. Om ruzies en oneerlijke concurrentie te voorkomen stelden plaatselijke overheden reglementen in die regelden dat schippers 'op hun beurt' dienden te laden en te lossen en 'om de beurt' mochten afvaren. Hiermee is het begrip beurtschip verklaard. Later werden deze reglementen aangescherpt: octrooien, gilden, vaste vertrektijden, etc. Tussen 1642 en 1661 werden in Friesland trekvaarten tussen de grotere steden aangelegd. De door paarden getrokken trekschuiten boden de reiziger meer gerief. Waar geen trekschuiten konden varen werd gezeild. In de 16de en 17de eeuw werden deze gezeilde beurtdiensten meestal onderhouden door kagen. In de 18de eeuw werd dit scheepstype in het noorden geleidelijk vervangen door tjalkachtige beurtschepen. Daarmee werden in de roef vier tot zes passagiers en in het ruim 12 tot 15 ton vracht vervoerd. uiterlijk onderscheidden de beurtschepen zich van de Friese vrachttjalken door hun iets rondere vorm en door de vorm van de roef die vloeiend overliep in het luikhoofd van de laadruimte. In de loop van de 19de eeuw werden op meer en meer beurtdienst stoomschepen ingezet en verdween het zeilende beurtschip.
literatuur:
- Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1979, p. 17
Reacties