Datering
Maker Gerben Ferwerda
Scheepsmodel van een zeiljacht uit de vrijheidsklasse.
Scheepsmodel van een zeiljacht uit de Vrijheidsklasse. Op spanten gebouwd. De kielbalk, stevens en spanten van eikenhout, de huid van mahoniehout en de dekken van hechthout. Schaal 1:7½. Tuigage: Het model heeft één mast. De mast staat in een mastkoker op het voordek. Aan de bovenkant wordt de mast gehouden door een voorstag en aan weerszijden door een zijstag. De voorstag is met een harpsluiting bevestigd aan een metalen ring op het voordek. De zijstagen lopen door gaten in de gangboorden en zijn onder de gangboorden bevestigd aan de binnenkanten van de boorden. De zeilen zijn van witte katoen: een stagfok en een gaffelgrootzeil. De stagfok is breed van vorm. Het achterlijk loopt door tot achter de mast (staartfok of botterfok). Het voorlijk van de stagfok is met metalen leuvers aan de voorstag bevestigd. De hals van de fok is met een harpsluiting vastgezet op een metalen oog op het voordek. De twee fokkeschoten lopen door schootogen op de gangboorden en zijn belegd op houten klampen aan de binnenkant van de kuiprand. De fokkeschoot aan stuurboord is vastgezet. Die aan bakboord loopt voor de mast langs en ligt los in de kuip. Het grootzeil is voorzein van een rechte gaffel. De gaffel is voorzien van een houten klauw. Het voorlijk van het grootzeil is met raktouwen aan de mast bevestigd. De hals van de grootzeil wordt naar beneden getrokken door de halstalie. In het achterlijk van het grootzeil zijn vier zeillatten gestoken. Aan beide zijden van het zeil is het zeilnummer V-125 aangebracht. De onderkant van het zeil is bevestigd in een gleuf in de bovenkant van de giek. De giek rust met een metalen klauw tegen de mast. De grootschoot loopt door twee enkelschijfs blokken aan de giek en door een dubbelschijfs blok op de kielbalk. De schoot loopt in een V-vorm door deze drie blokken en is belegd op een metalen klamp op de kielbalk. De vallen van de zeilen lopen door houten blokken aan de top van de mast. Ze lopen, net als de halstalie, door gaten in het dek aan de voet van de mast en zijn belegd op klampen aan de mastvoet, onder het dek. Op de top van de mast een rood-blauw-rode windvaan (verklikker). De blokken zijn niet voorzien van lopende schijven. De romp: De voorsteven heeft de vorm van een lepelboeg. Het achtersteven is plat en heeft een schuine spiegel. De bodem is rond en is voorzien van een vaste kiel. De dwarsvoorsnede is U-vormig. Het model van voor naar achter: Op de voorsteven koperbeslag. De dekken en gangboorden steken buiten de boorden uit: een stootrand. Van voorsteven tot spiegel lopen aan beide kanten waterlijsten over de dekken en gangboorden. Op het voordek het metaalbeslag waaraan de voorstag en de fokkehals zijn bevestgd. Daarachter een houten klamp. Voor de mast een V-vormige waterlijst, die doorloopt tot aan de buitenkanten van de gangboorden. Het voordek loopt onder deze waterlijst door. Achter de mast de kuip, die is voorzien van een lage kuiprand. Op de gangboorden aan beide zijden twee schootogen voor de fokkeschoot. Op de binnenkanten van de kuipranden ook twee klampen voor de fokkeschoot. Onder de gangboorden zijn in de kuip open kastjes gemaakt. De ruimten onder het voordek en onder het achterdek zijn eveneens open (niet afgesloten door luiken). In de kuip zijn twee losse dwarsbanken gemaakt. De bodem van de kuip is bedekt met buikdenningen. Ter hoogte van de achterkant van de kuip is op de boorden de naam van het schip geschilderd: 'TWIRKE'. Op het achterdek twee houten klampen. Het roer hangt met een stang aan de spiegel. Het bovenste deel van het roer is van hout. Het onderste deel is van metaal en is in hoogte verstelbaar door een touw dat loopt door een langsscheeps gat in de de kop van het roer en is belegd op een metalen kikker op het helmhout. Het helmhout is gebogen van vorm en is voorzien van een scharnierende dwarsgreep met handvat. Kleuren: De romp is gelakt en voorzien van een witte bies net onder de stootrand. Het onderwaterschip is wit. De dekken, gangboorden, kuip, mast en rondhouten zijn gelakt. Accessoires: stander.
Gerben Ferwerda (1915-2007) heeft gewerkt bij de Sneker jachtwerven Jan Kuipers, Ids Hospes, Gerrit Doevendans en Dirk Potma. Hij heeft een grote verscheidenheid aan zeiljachten gebouwd. In 1981 bouwde hij op verzoek van het museum een model van een zestien-kwadraat. Omdat de kwaliteit daarvan goed was, heeft hij in de daarop volgende jaren nog elf modellen voor het museum gebouwd. De bouwtekeningen werden vaak geleverd door museummedewerker J.K. Kuipers. De zeilen op de museummodellen zijn gemaakt door conciërge P. Alkema. Ook voor particulieren heeft hij veel gebouwd. In de winter van 1995-1996 is in het museum een tentoonstelling aan zijn werk gewijd.
Dit model van de Vrijheidsklasse is vervaardigd naar een verkleinde originele werftekening. Het jacht met zeilnummer 125 is in 1952 gebouwd bij Van der Meulen te Joure. Inrichting en tuigage zijn in samenspraak met de voormalige eigenaar van de V-125, Eddie Wierstra uit Sneek, tot stand gekomen. Wierstra kocht het schip in 1953. Hij won er vele prijzen mee. In 1957 kocht hij een ander schip. De Vrijheid 125 werd verkocht aan W. van den Heuvell te Sneek (deelnemer Sneekweek in van 1957-1968).
In 1942 schreef het K.N.W.V. een prijsvraag uit voor het ontwerpen van een zeilboot met 12 vierkante meter zeil. De prijsvraag zou kunnen leiden tot een nieuwe klasse. Het moest een stabiel kieljacht worden, dat vooral de jeugd zou aanspreken, dat snel moest zijn maar ook geschikt voor het maken van tochten, dat een lage bouwprijs zou moeten hebben en daarom door amateur gemaakt moest kunnen worden. Er kwamen 55 inzendingen binnen: Workum, Viking, Vlinderjacht, Zomerweelde, Zomerwind, Oostergoo, etc. Siep van der Meer won de eerste prijs met de Zomerweelde. Er waren drie derde prijzen voor L. Moerman (maasjol), Chr. van der Zee (Kilpalipude een soort vergrote olympiajol) en Romke de Vries. Het verbond maakte van de Zomerweelde geen eenheidsklasse. Wel werden er meerdere van gebouwd. De technische commissie van het K.N.W.V. moest zelf een nieuwe klasse ontwerpen met als basis de inzendingen van de prijsvraag. Het nieuwe ontwerp was smaller dan de Zomerweelde en er waren nog een paar verschillen. De romp kon zowel met gangen als met latten (amateurbouw) gemaakt worden. Ook in tuigage kon men kiezen tussen een torentuig of een gaffeltuig (de meeste werden uitgevoerd met gaffeltuig). In december 1945 werd het schip gepresenteerd: de vrijheid. Het ontwerp sloeg goed aan. Al in 1947 waren er 100 gebouwd. Ook voor het buitenland werden er schepen gebouwd, met name ook in Indonesië. Ook kwam er een vergrote vrijheid op de markt (jachtwerf A. de Jong te Joure en jachtwerf Moedt te Sneek).
literatuur:
- Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1982, p. 15
- J. van Vollenhoven, Wat zeilt daar (Amsterdam, z.j.) p. 74
- J.K. Kuipers 'De vrijheidsklasse' in: Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1983, pp. 67-72.
Reacties