Datering
Maker Gerrit Ooms
Scheepsmodel van een zeiljacht uit de vierhonderdzeventig-klasse.
Scheepsmodel van een zeiljacht uit de vierhonderdzeventig-klasse. Blokmodel. Schaal 1:30. Rondhouten en tuigage Het model heeft één metalen mast. Het is een steekmast die is gestoken in de kielbalk en in een ronde houder aan de achterkant van het voordek. De mast wordt gehouden door twee metalen zijstagen (die door een zaling aan de mast zijn geleid) en door een metalen voorstag. Aan de mast worden twee zeilen gevoerd: een grootzeil (torentuig) en een stagfok. De fok wordt gehesen met een fokkeval die loopt door een blok aan de mast en is belegd op een klamp aan de zijkant van de mast. De hals van de fok is vastgezet op het beslag op de voorsteven waar ook de voorstag aan is vastgezet. De fokkeschoten lopen door twee schootogen op de gangboorden en liggen opgeschoten in de kuip. De schootogen zijn gestoken in een gatenrail (ze kunnen daarin naar believen naar voren of naar achteren geplaatst worden). Het voorlijk van het grootzeil is geregen in een gleuf in de mast. De grootzeilval loopt door een schijf in de top van de mast en is belegd aan een klamp aan de zijkant van de mast. Het onderlijk van het grootzeil is geregen in de giek. De giek is aan de voorkant met een ring aan een beugel bevestigd. De halstalie is belegd aan de voet van de mast. De grootschoot loop door twee houten blokken aan de giek en door een ring aan de overloop in het midden van de kuip. De vallen van het midzwaard lopen in een W-vorm (door ringen aan de voet van de mast en vastgezet op de overloop in de kuip). In het grootzeil de klasse aanduiding (470) en het nummer zeilnummer H790. Op de top van de mast een blauwe windvaan. De blokken zijn van hout en zijn niet voorzien van lopende schijven. De romp. Rondspant. Scherpe voorsteven. Rechte spiegel, die loodrecht op het water staat. De boot is uitgerust met een midzwaard. De romp is in hoge mate gestroomlijnd. Het model van voor naar achter. Op de voorsteven beslag waaraan de fokkehals en de voorstag zijn bevestigd. Het voordek wordt aan de achterkant afgesloten met een gebogen waterlijst. Daarachter de houder waarin de mast is gestoken. In het voorste deel van de kuip is de zwaardkast van het midzwaard. Boven de achterkant van de zwaardkast loopt een stang dwars door de kuip: de overloop van de grootschoot. Het roer hangt aan de spiegel. Het helmhout steekt door een sleuf in de spiegel. Aan de voorkant van het helmhout een joystick. Kleuren: De romp is blauw (boven en onder water). Het voordek en de kuip zijn wit. Het roer en het midzwaard zijn metaalkleurig. Accessoires: tijdelijke stander.
Afmetingen van de vierhonderd-zeventigklasse: lengte 4.70 meter, breedte 1.68 meter, zeiloppervlakte 13.62 m² (grootzeil en fok), uit te breiden met een spinnaker van 13 m². De vierhonderdzeventig-klasse heeft een romp van polyester en rondhouten van aluminium. Het ontwerp is in 1963 gemaakt door de fransman André cornu. De boot wordt gezien als opvolger van de vierhonderdtwintig-klasse. Zoals ook bij andere Franse klassen (vaurien bijvoorbeeld) zijn de klassevoorschriften zeer streng: er wordt gelet op een hoge mate van eenheid. In 1976 werd de vierhonderdzeventig een olympische klasse. In Nederland worden wel wedstrijden georganiseerd voor deze klasse, maar het aantal deelnemers daaraan nam na 1995 af. Internationaal waren er wel grote Nederlandse successen: de gebroeders Kouwenhoven werden er in 1994 en 1996 wereldkampioen mee. De zeileigenschappen van de klasse zijn aantrekkelijk. Bij windkracht 3-4 planeert de boot al en de boot beschikt over uitgebreide trimmogelijkheden. De vierhonderdtwinting met zeilnummer 790 komt in de lijsten van deelnemers aan de Sneekweek voor in 1988. Eigenaar was B. Kouwenhoven te Oppenhuizen. Gerrit Ooms. Geboren 23 juli 1920 te Heerenveen. Verhuisde in 1923 naar Sneek. Beroep: aannemer in de wegenbouw. In zijn vrije tijd zeilde Gerrit Ooms. Eerst in een kan, vanaf 1948 in een Zomerweeldejacht, vervolgens in een kajuitjachten, een regenboog (nr. 70). Op hogere leeftijd voer hij in een motorkruiser. De overgrootvader van Gerrit Ooms was scheepsbouwer te Hoogeveen. Die bouwde zogenaamde Hoogeveense pramen. Het eerste model dat Gerrit Ooms maakte was van zo'n Hogeveense praam. Vervolgens maakt hij modellen van een regenboog en van ronde jachten. De tekeningen van de ronde jachten haald hij uit het boek van T. Huitema over Ronde en Platbodemjachten. De secretaris van de NNWB verschafte Ooms de tekeningen van de modernere zeiljachten. Het leidde tot het idee van alle jachten die ooit aan de Sneekweek hadden mee gedaan een model te maken. Het werd een verzameling van 52 modellen (inv.nr. 1998-279 t/m 1998-230).
literatuur:
- Elisabeth Spits, Wat zeilt daar? (Eemdijk, 1998), pp. 110-111
- Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1998, p. 27
Reacties