Datering
Maker Gerrit Ooms

Scheepsmodel van een zeiljacht uit de tweeëntwintig-kwadraat-klasse.

Scheepsmodel van een zeiljacht uit de tweeëntwintig-kwadraat-klasse. Blokmodel. Schaal 1:30. Rondhouten en tuigage Het model heeft één houten mast. De mast is bevestigd in een mastkoker. De mast wordt gehouden door stagen van metaaldraad: een voorstag en aan elke kant twee zijstagen. Aan de mast worden twee zeilen gevoerd: een gaffelgrootzeil en een stagfok. De fok wordt gehesen met een fokkeval die loopt door een blok aan de top van de mast en die is belegd op de mastkoker. De hals van de fok is vastgezet op de gatenrail op het voordek waar ook de voorstag aan is vastgezet. De fokkeschoten lopen door twee schootogen op de gangboorden en liggen los in de kuip. Het voorlijk van het grootzeil hangt los van de mast. De gaffel van het grootzeil wordt gehesen met een klauwval (aan de bek van de gaffel) en een piekeval (aan het midden van de gaffel). Beide vallen zijn belegd op de nagelbank. Het onderlijk van het grootzeil is geregen in een houten giek. De giek is met een ring bevestigd aan de mastbeugel. De halstalie is vastgezet op een ring aan de mastvoet. Aan de giek hangen twee giekringen die met een touw te verschuiven zijn. Aan de giekringen hangen twee blokken. De grootschoot loopt door deze twee blokken, door een blok aan het achtereind van de giek en door een blok op de overloop (op het achterdek). De grootschoot is vastgezet op een ring op de bodem van de kuip. In het zeil de klasseaanduiding (open driehoek met gebogen basis) en eronder het zeilnummer 7. Op de top van de mast een rode windvaan. De blokken zijn van hout en zijn niet voorzien van lopende schijven. De romp. Rondspant. Scherpe voorsteven. Rechte spiegel, die achterover hangend op het water staat. Vaste kiel met aangehangen roer. Het model van voor naar achter. Op het voordek een gatenrail waaraan de voorstag en de fokkehals zijn vastgezet. Daarachter een bolder. Voor de mast een V-vormige waterlijst die doorloopt langs de randen van de kuip. Achter de V-vorm (nog op het voordek) de mastkoker. Aan de voet van de mast een angelbank. Daarachter begint de kuip. Aan de zijwanden en aan de achterwand van de kuip zijn zitplanken bevestigd. Achter de kuip het achterdek. De roerspil steekt door het achterdek. De gebogen helmstok is van hout. Achter het roer een korte overloop voor de grootschoot. Kleuren: De romp is gelakt. Het onderwaterschip is bronskleurig. De dekken en gangboorden zijn lichtblauw. Het houtwerk in de kuip is gelakt. Ook de rondhouten en blokken zijn gelakt. Accessoires: tijdelijke stander.
Afmetingen van de tweeëntwintig-kwadraat-klasse: lengte 7 meter, breedte 1.90 meter, zeiloppervlakte grootzeil 17.6 m², fok 6.8 m², genua 9.7 m², spinnaker 20.9 m². De romp en de rondhouten worden van hout gemaakt. In 1935 was de N.N.W.B. van oordeel dat er ruimte was voor een nieuwe klasse van halfgedekte kieljachten, die in grootte zouden liggen tussen de zestien-kwadraat-klasse en de dertig-kwadraat-klasse. De bond schreef daarom een prijsvraag uit. Die werd gewonnen door ir. Sj. Veeman. Het werd de tweeëtwintig-kwadraat-klasse, die nog datzelfd jaar (1935) door de N.N.W.B. werd ingesteld. Het naar het ontwerp gebouwde jacht werd getoond op de nijverheidstentoonstelling HAWATSO te Sneek. Het jacht wer uitgevoerd in latten, zodat ook amateurs het konden bouwen. Maar omdat de mallen vervangen dienden te wodren door spanten was het niet echt geschikt voor amateurbouw. De spantvorm is geschikt voor de Friese wateren: U-vormig met sterke kimbocht, wat veel stabiliteit geeft, zodat de ballast gering kan blijven. Voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog werden er veel schepen in deze klasse gebouw (P. Olij te Sneek bouwde er zo'n 15). Na de oorlog was er echter nog maar weinig animo voor de klasse. Commissaris der Koningin Van Linthorst Homan was enthousiast 22 m²-zeiler en blies de klasse in 1957 nieuw leven in. Er kwamen enkele moderniseringen: een zwaardere kiel en daardoor de mogelijkheid meer zeil te voeren (van 22 m² naar 26.8 m²) en toestemming voor het voeren van een spinnaker. Aan het einde van de jaren zeventig was er wederom weinig belangstelling. In 1980 waren er bij de Sneekweek zelfs geen wedstrijden voor de 22m². In 1983 is de klasseorganisatie opgericht die wedstrijden ging organiseren. Zo kwam er wederom nieuw leven voor de klasse en ook de erkenning als nationale klasse door het KNWV. Dat had zolang geduurd omdat de 22m² veel concurrentie ondervond van de pampus en de 30m². De tweeëntwintig-kwadraat met zeilnummer 7 (naam: Hoants) komt in de lijsten van deelnemers aan de Sneekweek voor in de jaren 1936-1940, 1942 en 1947 als eigendom van E.W. de Jong te Akkrum en in de jaren 1983 en 1984 als eigendoom van A. Pietersma te Heerenveen. Wedstrijden voor de tweeëntwintig kwadraat waren er bij de Sneekweken van 1935 tot heden (1998) met uitzondering van he tjaar 1980. Er waren gemiddeld 12 deelnemers per jaar. Gerrit Ooms. Geboren 23 juli 1920 te Heerenveen. Verhuisde in 1923 naar Sneek. Beroep: aannemer in de wegenbouw. In zijn vrije tijd zeilde Gerrit Ooms. Eerst in een kan, vanaf 1948 in een Zomerweeldejacht, vervolgens in een kajuitjachten, een regenboog (nr. 70). Op hogere leeftijd voer hij in een motorkruiser. De overgrootvader van Gerrit Ooms was scheepsbouwer te Hoogeveen. Die bouwde zogenaamde Hoogeveense pramen. Het eerste model dat Gerrit Ooms maakte was van zo'n Hogeveense praam. Vervolgens maakt hij modellen van een regenboog en van ronde jachten. De tekeningen van de ronde jachten haald hij uit het boek van T. Huitema over Ronde en Platbodemjachten. De secretaris van de NNWB verschafte Ooms de tekeningen van de modernere zeiljachten. Het leidde tot het idee van alle jachten die ooit aan de Sneekweek hadden mee gedaan een model te maken. Het werd een verzameling van 52 modellen (inv.nr. 1998-279 t/m 1998-230).
literatuur: - Elisabeth Spits, Wat zeilt daar? (Eemdijk, 1998), pp. 104-105 - H. Boersma 'De Geschiedenis van de 22m² klasse in een notedop' in: Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1983, pp. 73-74. - J. van Vollenhoven, Wat zeilt daar (Amsterdam, z.j.) p. 86. - Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1998, p. 27

Identificatie
Titel
Scheepsmodel van een zeiljacht uit de tweeëntwintig-kwadraat-klasse.
Objectnummer
FSM-1998-292
Objecttype
  • Scheepsmodellen
    Nabootsing van een vaartuig op klein formaat. (Encyclo.nl)
  • Modellen
    1. Een nabootsing op kleine schaal van een object, vaak bedoeld als leer- en illustratiemateriaal. 2. Vormvoorbeeld om te kopiëren of als bron van inspiratie, bijvoorbeeld een ontwerptekening in een modellen- of voorbeeldboek. 3. Twee- of driedimensionale weergave op schaal van een te vervaardigen object, gemaakt door een kunstenaar ten behoeve van zijn opdrachtgever. (Religieus Erfgoedthesaurus)Weergaven of kopieën van een object die groter of kleiner zijn dan de feitelijke grootte van het weer te geven object, en waar bij de vervaardiging de exacte onderlinge verhoudingen zijn gehandhaafd. Een schaalmodel is meestal kleiner dan het origineel en wordt gebruikt ter illustratie van het object, als speelgoed of verzamelobject, of als hulpmiddel bij het construeren van het object op volledige grootte. Schaalmodellen kunnen één- of tweedimensionaal zijn. Schaalmodellen worden meestal vervaardigd op basis van een standaardschaal voor het betreffende product. Zo bestaat voor modeltreinen de populaire H0-schaal (schaal 1:87), voor scheepsmodellen is een schaal van 1:500 gangbaar en bij meubilair voor een poppenhuis een schaal van 1:12. (AAT)
Persistente URL
http://hdl.handle.net/21.12111/fsm-collect-1000016160
Over
Onderwerpen
  • Tweeëntwintig-kwadraat-klasse
Werk
Breedte
6.5 cm
Hoogte
34.5 cm
Lengte
23.5 cm
Museum
Fries Scheepvaart Museum
Vervaardiging
Maker
  1. Gerrit Ooms
Datering
Materiaal
  • Hout
    Hout is een bouwmateriaal, afkomstig van boomstammen en -takken. Naast merg, spint en schors vormt het daarvan het voornaamste bestanddeel. Ten noorden van de Alpen is hout van oudsher het belangrijkste bouwmateriaal. Onderscheiden worden naaldhout van naaldbomen (dennen, grenen, vuren) en loofhout van loofbomen (eiken, beuken enz.). De stammen werden meestal in het groeigebied gekantrecht en per vlot of in een schip over water vervoerd. De houthandel en -nijverheid concentreerden zich in Nederland vooral in Dordrecht, Amsterdam, Deventer en later ook in de Zaanstreek. Voor regionaal gebruik concentreerde de houthandel zich ook in plaatsen als ’s-Hertogenbosch, Schoonhoven en Tiel. (Haslinghuis)
  • Metaal
    Alle leden van een grote groep stoffen die meestal een kenmerkende glans vertonen. Het zijn goede geleiders van elektriciteit en warmte, ze zijn ondoorschijnend, kunnen smelten en zijn meestal pletbaar of kneedbaar. (Project Fotografie)Any of a large group of substances that typically show a characteristic luster, are good conductors of electricity and heat, are opaque, can be fused, and are usually malleable or ductile. (Project Fotografie)Een metaal is een materiaal dat in vaste vorm kristallijn is, ondoorzichtig, smeedbaar, pletbaar en een goede geleider van warmte en stroom. (Conservation Dictionary)
  • Textiel
    Textiel is letterlijk 'al wat geweven is'. Het woord is afgeleid van het Latijnse woord 'texere' dat weven betekent. (Wikipedia)Textile is literally 'all that is woven. The word is derived from the Latin word 'texere' meaning to weave. (Wikipedia)
Aankoop & Licentie
Licentie
BY-SA

Trefwoorden