Datering
Maker Andries Bosma
Scheepsmodel van een ijzeren bok.
Scheepsmodel van een ijzeren bok. Op spanten gebouwd: huid van zinkplaat, geklonken op koperen spanten. Schaal 1:10.
Rondhouten en tuigage: geen
De romp: De voorsteven en de achtersteven zijn gelijk: scherpe, rechte stevens. Het vlak is plat. De boorden lopen schuin. De boot heeft geen roer.
Het model van voor naar achter: Het voorschip en het achterschip zijn gelijk. Ze hebben een rechte stevenbalk. In de steven een driehoek. Daarachter een vast dek met opstaande rank. Dan een kleine open ruimte met houten buikdenning die doorloopt onder het dek. Vervolgens een verticaal, staand dwarsschot. Aan de onderkant van deze schotten zijn beugels gemaakt waaraan de trilkerpaal kon worden gestoken. In het midden van de schotten zijn koperen kettingen vastgemaakt: de landvasten. Tussen de beide dwarsschotten de laadruimte. Deze is met langsscheepse planken bedekt. In de open boot zijn de spanten te zien, evenals de bollingen van de klinknagels.
Kleuren: De romp is zwart. De binnenkant van de bok is ook zwart. De buikdenningen en het dek van het laadruim zijn gelakt. De loopplank is grijs met wit. De vaarboom is gelakt en heeft een zwarte onderkant. De trilkerspeal is ongeverfd. Accessoires: een vaste stander, een vaarboom, een trilkerspeal en een loopplank.
Het model is gebouwd door Andries Bosma uit Scharnegoutum. Hij is geboren te Sneek op 31 juli 1933. Na zijn opleiding op de Sneker ambachtsschool volgde hij nog een aantal cursussen: lassen (twee jaar op de avondschool) en scheepsbouw/scheepstekenen (twee jaar Bemetel). Bosma begon met werken in 1950 bij machinefabriek Hubert te Sneek als constructiebankwerker. Van 1951-1968 werkte hij bij scheepswerf Boomsma te Sneek. Vervolgens werkte hij vijf jaar bij scheepswerf Van der Werff & Visser te Gorredijk en keerde in 1973 terug bij scheepswerf Boomsma te Sneek. Daar bleef hij tot 1980. Vanaf 1988 hield Bosma zich bezig met de bouw van scheepsmodellen. Andries Bosma overleed op 29 april 2010.
In verschillende delen van Nederland voeren bokken, die alle nogal van elkaar verschilden in grootte en uitvoering. De oorsprong van de Friese bok ligt in Noordwest Overlijssel. Met het naar het noorden optrekken van de verveners vanuit Overijssel kwamen ook de daar gebruikte scheepstypen naar Friesland. Tot die schepen behoorden de scherpe of spitse praam, de bok en in mindere mate de punter. Aanvankelijk werden bokken gebouwd van hout (model inv.nr. 1988-078). Later werden ze echter ook van ijzer gemaakt.
Een bok is een ongecompliceerd schip. Het heeft een plat vlak en twee rechte stevens die gelijk zijn aan elkaar. Aan de achtersteven hangt geen roer. Dat maakt mogelijk dat het schip in twee richtingen kan varen. Deze eigenschap was vereist omdat de bokken veel werden gebruikt in smalle vaarten en wijken, waarin men ze niet kon keren. De bok kan op verschillende wijzen worden voortbewogen. De bok kan worden geboomd vanaf het schip. De boot kan worden getrokken als er een pad was om over te lopen. Een derde manier was het 'trilkjen'. Hierbij werd vanaf de wal het schip met een paal, die tegen het achterschot werd geplaatst, voortgeduwd. De paal stond bijna haaks op het schip, zodat de duwer bijna naast het schip liep. Daarbij moest er wel op gelet worden dat het schip zich niet in de wal boorde.
Bokken konden goedkoop gebouwd worden en waren daarom populair, niet alleen bij boeren maar ook bij bijvoorbeeld timmerlieden en aannemers. Veel bokken werde gehuurd van een werf. Dit was met name gebruikelijk in de plaatsen rond Heerenveen en Drachten.
Het model werd gebouwd naar de scheepsbouwtekening met inv.nr. 1991-464: een tekening van Bauke Roorda uit Drachten voor ene Flik in Haulerwijk. Het was een bok van 10 meter lang en 2 meter breed.
literatuur:
- Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1993, p. 17
Reacties