Datering
Maker Marchienus de Jonge
Scheepsmodel van een zeiljacht uit de B.M. klasse.
Model van een zeiljacht uit de B.M. klasse. Op spanten gebouwd. Schaal 1:6. Rondhouten en tuigage: Het jacht heeft een mast, die is geplaatst in een mastkoker. De mast wordt gehouden door een voorstag, die is vastgezet op de voorsteven en aan weerszijden door een zijstagen die met een wantspanner zijn vastgezet op puttingijzers aan de binnenkant van de romp. Het model is uitgerust met zeilen van witte katoen: een stagfok en een grootzeil. De zeilen zijn gemaakt zijn gemaakt uit één lap katoen, waarin dubbel gestikte zomen suggereren dat het zeil uit banen is gemaakt. Door de zomen kon er ook enige bolling in het zeil gemaakt worden. De stagfok is met metalen leuvers aan de voorstag bevestigd. De hals is met een harpsluiting vastgezet op de voorsteven. De fokkeval is belegd op de nagelbank. De fokkeschoot loopt via een houten schootoog op het gangboord, over de kuiprand. In de kuip is de fokkeschoot aan bakboord belegd op een houten klamp die aan de binnenkant van de kuiprand is bevestigd. De fokkeschoot aan stuurboord hangt los over de kuiprand. Het grootzeil heeft geen gaffel: torentuig. In de top van het zeil een driehoekig tophout. De topval van het grootzeil is belegd op de nagelbank. Het voorlijk van het grootzeil is met leuvers aan een metalen rail aan de achterkant van de mast bevestigd. De leuvers zijn dicht maar behoren open te zijn (glijleuvers). In het achterlijk van het zeil zijn drie zeillatten gemaakt. Tussen de top van de mast en het achtereinde van de giek loopt de kraanlijn, die is belegd op de nagelbank aan de voet van mast. Het onderlijk van het grootzeil is met raktouwen vastgezet op de giek. De grootschoot is aan het vaste einde bevestigd op een blok aan het achtereind van de giek. Van daar loopt de grootschoot naar beneden naar een blok dat is vastgezet op een metalen overloop op het achterdek, om daarna weer omhoog te gaan naar het blok aan het einde van de giek. Vervolgens loopt de schoot naar voren naar een blok dat is bevestig aan een giekring om tenslotte met het halende eind te worden belegd op een houten klamp op de stevenbalk in de kuip. De giekring is los om de giek bevestigd. De ring wordt langsscheeps op zijn plaats gehouden door een touw tussen voor- en achterkant van de giek. Aan de voorkant is de giek met een metalen klauw tegen de mast bevestigd. Aan de klauw is een halstalie gemaakt, die is belegd op de nagelbank. In het grootzeil aan beide kanten het zeilnummer 'BM / 42'. Op de top van de mast een rode windvaan aan een metalen pin. De blokken zijn van hout en niet voorzien van lopende schijven. De romp: Het voorschip is scherp en heeft de vorm van een lepelboeg. Het achterschip heeft een platte, verticale spiegel. De bodem is rond (U-vormig) en voorzien van een verstelbaar midzwaard. De huid en de dekken zijn gebouwd van latten (op het dek van lichte en donkere houtsoorten). Het model van voor naar achter: De voorsteven is voorzien van metaalbeslag. Van voor naar achter loopt over de huis een halfronde stootrand van hout. Op het voordek een metalen klamp. Voor de mast begint de opstaande kuiprand. Van boven gezien is de kuip granaatvormig: van voren puntig en aan de achterkant plat. In de ruimte tussen de punt van de kuiprand en de mast loopt het voordek door. Achter de mast wordt het dek afgesloten door een waterlijst en een nagelbank. Op de gangboorden de wantspanners van het zijwant en de houten ogen voor de fokkeschoot. In de kuip zijn open kasten gemaakt (onder de gangboorden). Daaraan zijn twee klapbanken met metalen poten gemaakt. Tegen de achterkant van de kuip een vaste bank. Op de bodem van de kuip buikdenningen. In het midden van de kuip de zwaardkast van het metalen midzwaard. Dat steek met een punt boven de kast uit. Aan een gat in de punt van het midzwaard is de zwaardloper bevestigd, die via een blok aan de nagelbank naar achter loopt en daar is belegd op een metalen klamp op de achterkant van de zwaardkast. Op het achterdek de metalen overloop van de grootschoot en een metalen klamp. Het roer is opgehangen aan de platte spiegel. Het roer is voorzien van een hoge kop. Het helmhout is recht en is in de roerkop gestoken. Kleuren: De romp is gelakt. Het onderwaterschip is wit. Net onder de stootrand een gele bies. Voor- en achterdek en de gangboorden zijn gelakt. Door het gebruikt van lichte en donkere latten tekenen zich op daar gebogen, langsscheepse lijnen af. Al het houtwerk aan de binnenkant van de kuip is, evenals de mast en de giek, gelakt. Accessoires: een stander, een uitzetter, een schaarmik en een stokdweil. In het zijwant aan bakboord hangt een vaarboom.
Marchienus de Jonge (1904-1981) was conciërge van het Fries Scheepvaart Museum en later in dienst van het Zuiderzeemuseum te Enkhuizen. De zeilen zijn in 1991 gemaakt door conciërge Pieter Alkema.
De B.M. (Bergumermeer) werd ontworpen door Hendrik Bulthuis (Burgum 1892-1948), kapper te Burgum. Hij ontwikkelde in 1928 een bouwmethode die de democratisering van de zeilsport in Nederland inluidde. De B.M.jachten, die volgens deze methode zijn ontworpen, konden door amateurs op goedkope wijze worden gemaakt. de jachten werden gebouwd met smalle latten, die eenvoudig gebogen konden worden. Al in de 19de eeuw werd in de V.S. de lattenbouw toegepast. Het nieuwe van het ontwerp van Bulthuis was dat bij de latten rond de mallen boog en de mallen liet zitten. Anderen verwijderden de mallen en plaatsten dan spanten. Ook nieuw was dat hij de latten met de ruwe zaagkanten met een grote hoeveelheid nagels aan elkaar spijkerde: het maakte de boot waterdicht en zorgde voor een goede stijfheid. In de jaren dertig maakte de klasse een grote vlucht. Er werden veel van gebouwd. Eerst erkende de NNWB het model als klasse, in 1931 gevolgd door het KNWV. Na de Tweede Wereldoorlog nam de belangstelling voor de klasse af. In 1961 hief het KNWV de klasse op en bleven alleen in het noorden wedstrijden voor de B.M. klasse. De door Bulthuis ontworpen zestien-kwadraat-klasse zou echter populair blijven. Afmetingen van de klasse: lengte 4.75 meter, breedte 1.50 meter, zeiloppervalk 11.80 m².
De B.M. met zeilnummer 42 is een jacht dat regelmatig wordt genoemd in de naamlijsten van deelnemers aan Friese zeilwedstrijden. Van 1939 tot 1947 is J. Pasma uit Sneek de eigenaar (Naam: Favoriet). Van 1948 tot 1950 wordt als eigenaar genoemd P. Heins uit Heerenveen (naam: Favoriet). Van 1952 tot 1956 is R. Overwijk uit Haskerdijken de eigenaar (naam: Favoriet).
literatuur:
- J. van Vollenhoven, Wat zeilt daar? (Amsterdam, z.j.) p. 60.
- J.K. Kuipers, 'Hendrik Bulthuis' in: Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1992, pp. 34-36.
- Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1973-1974, p. 16
- Sneeker Nieuwsblad 16 mei 1974
Reacties