Datering
Maker Roel Ernst Wester
Scheepsmodel van een zeiljacht uit de zeven-meter-tien-klasse.
Scheepsmodel van een zeiljacht uit de zeven-meter-tien-klasse. Op spanten gebouwd. Schaal 1:7. Rondhouten en tuigage: Het jacht heeft een strijkbare mast. De mast staat in een mastkoker waarvan de wangen aan de bovenkant zijn voorzien van koperbeslag. De mast wordt gehouden door een voorstag op de voorsteven en aan weerszijden door een want van drie zijstagen. Twee zijstagen zijn met wantspanners vastgezet op puttingijzers. De derde zijstag (bakstag) is met een glijer vastgezet op een langsscheepse metalen rail. Met een touw kan de bakstag naar behoefte naar voren of naar achteren getrokken worden. Het touw wordt belegd op een klamp op het gangboord. Het model is voorzien van zeilen van witte katoen: een stagfok en een gaffelgrootzeil. De zeilen zijn gemaakt uit één stuk en voorzien van enkelvoudige stiksels die banen suggereren. De hals van de fok is met een metalen ring aan de voorsteven bevestigd. Boven is de punt van de fok met één leuver aan de stag verbonden. De fokkeschoot loopt aan stuurboord via een metalen schootoog op het voordek, over de kuiprand en is belegd op een klamp aan de binnenkant van de kuiprand. De losse fokkeschoot aan bakboord loopt door een ander oog op het voordek en hangt los over de kuiprand. Het grootzeil is voorzien van een rechte gaffel, die net boven de top van de mast uitsteekt. De stand van de gaffel is bijna verticaal: houarituig. De bek van de gaffel is van metaal. De gaffel wordt gehesen met een klauwval en een piekeval. De beide vallen zijn net als de fokkeval belegd op de nagelbank. Het voorlijk van het grootzeil is met raktouwen aan de mast bevestigd. In het achterlijk van het grootzeil drie zeillatten. Het onderlijk van het grootzeil is met touwlussen vastgezet aan de giek. De giek is aan de mastkant voorzien van een patentrif. Met het patentrif kan de giek gedraaid worden, zodat het zeil op elke willekeurige stand gereefd kan worden. Ook bij het strijken van de zeilen wordt het gebruikt. Het patentrif vereist dat de grootschoot niet met oogbouten aan de giek is bevestigd. Rond de giek zijn daarom twee giekringen gemaakt die rond de draaiende giek kunnen rollen. Een metalen stang verbindt beide giekringen met elkaar en is aan de achterkant vastgezet op afsluitdop van de giek. De stang zorgt ervoor dat de schootblokken aan de giekringen naar beneden blijven hangen. De grootschoot is vastgezet aan deze stang, loopt vervolgens door een blok op het achterdek en twee blokken aan de giekringen naar de kuip, waar het halende einde van schoot is belegd op een klamp op de kielbalk. Op de top van de mast een witte windvaan die bevestigd aan een metalen pin. De blokken zijn van metaal en zijn voorzien van lopende schijven. De romp: Het voorschip is scherp en heeft de vorm van een lepelboeg. Het achterschip heeft een platte, verticale spiegel. De bodem is rond (U-vormig) en voorzien van een aangehangen kiel. Aan de kiel is ook het roerblad bevestigd. Het model van voor naar achter: De voorsteven is voorzien koperbeslag. Van de steven tot het achterschip is op de hoek van dek en romp een stootrand gemaakt. Over de dekken en gangboorden lopen van voor naar achter waterlijsten, waarin loosgaten ijn gemaakt. Ook van de stevenpunt tot de mast loopt een waterlijst met gaten. Op het voordek twee metalen klampen. Achter de mast begint de boven het dek uitstekende kuiprand. De kuip is van boven gezien grantaatvormig: van voren puntig en van achteren plat. De zijranden lopen naar achteren toe door en zijn daar afgeschuind. Van het midden van de achterste kuiprand tot het midden van de spiegel loopt een waterlijst met gaten. Daarop zijn bevestigd het helmhout van het roer en het achterblok van de grootschoot. In de kuip drie lattenbanken tegen de achter- en zijkanten met daarachter kastjes (die onder het achterdek is afsluitbaar). Op de bodem van de kuip twee buikdenningen. Kleuren: De romp is gelakt. Het onderwaterschip is bronskleurig (anti-fowling). Het voordek en de gangboorden zijn tussen de waterlijsten groen. De rand buiten de waterlijsten is donkerbruin. De waterlijsten, de kuiprand en alles wat binnen de kuip is, is gelakt. Mast, rondhouten en helmstok zijn eveneens gelakt, evenals de vaarboom, de pikhaak en de uitzetter. De stander is zwart. Accessoires: stander, vaarboom, pikhaak en uitzetter.
Roel Ernst Wester is de vader van de schenker, Albert Wester. Roel Wester had een boot in de zeven-meter-tien-klasse, genaamde 'Anna'. Het had zeilnummer 41. In 1931 deed Roel Wester met dit schip mee aan de Sneekweek. Hoogstwaarschijnlijk heeft hij de Anna als voorbeeld voor dit model gehad.
De zeven-meter-tien-klasse was een door de N.N.W.B. erkende beperkte klasse. De beperkingen van de klasse waren: lengte ten hoogste 7,10 meter, grootste breedte 2,15 meter, diepgang 0,90 meter, en zeiloppervlak van grootzeil en fok ten hoogste 30 m². Het zeilteken was een streep met daaronder het zeilnummer. De klasse werd ook wel 'onder de streep' genoemd. Er werd veel geëxperimenteerd met de vorm van de romp, de kiel, etc. In de dertiger jaren was men dat moe. Het animo voor de klasse verdween. In 1936 besloot de N.N.W.B. daarom de klasse nieuw leven in te blazen door er een eenheidsklasse van de maken. Ir. S. Veeman ontwierp de boot naar voorbeeld van de boot van W. Geveke. De huid van gangen werd vervangen door een huid van latten. Zo ontstond de dertig-kwadraat-klasse.
literatuur:
- J. van Vollenhoven, Wat zeilt daar? (Amsterdam, z.j.) p. 88.
Reacties