Datering
Maker Onbekend
Twee zeilen van een scheepsmodel.
Twee zeilen van een scheepsmodel. Kluiver en stagfok. De zeilen zijn vervaardigd van katoen. De stagfok is gemaakt van een lichtere kleur stof, iets fijner geweven.
Het is niet helemaal duidelijk bij welk scheepmodel de zeilen horen. Vermoedelijk behoren ze toe aan het scheepsmodel met inventarisnummer 1982-175. Het model is gemaakt door Symen Kaspersma uit Heeg, schipper op een palingaak. Hij noemde het een Engelse balieman. Op de palingaken heeft hij gevaren van Heeg op Londen. In de Theems en de mondig van de Medway werd gevist met zogenaamde schepen van het type Bawley's, en dat zal het door Kaspersma bedoelde scheepstype zijn. Met bawley's werd gevist op witvis, sprot, wulk en garnaal. De oude bawley's waren overnaads gebouwd en waren voorzien van een bun voor de garnalen. De latere bawley's waren gladboordig en geheel bedekt. Ze hadden een rechte voorsteven en een vallende achtersteven met een kleine spiegel. Bawley's waren getuigd als een kotter: gaffelzeil, topzeil, stagfok en kluiver. De afmetingen van een bawley: lengte 6,25 - 10,50 meter, breedte 2,25 - 3,10 meter. Het feit dat de kiel is verzwaard met lood duidt erop dat het model ook is gebruikt als speelscheepje. De tuigage en de zeilen die nu op het model zitten, zijn in 1983 nieuw gemaakt door de concierges Pieter Alkema en Romke Poelstra: zeil, fok, kluiver en topzeil, 44 blokken, 10 puttings, mast, steng, giek, kluiverboom, gaffels, etc. In 1993 kwam er een aanvulling: de bij de balieman behorende sloep en een blok: 1993-120 en 1993-121.
De zeilen zijn afkomstig van Pieter Jorritsma. Pieter Jorritsma (Sneek 4 augustus 1897 - Sneek 2 september 1966). Zoon van Willem Jorritsma en Hermina Nuyen. Op 3 september 1904 trouwde hij met Engeltje Kaspersma (Sneek 28 februari 1877 – 1957). Dochter van Symen Kaspersma en Afke Bergsma. Zij kregen 5 kinderen: Afke, in 1905, levenloos geboren, Afke, Sijmen Cornelis, Willem en Dieuwke.
In zijn werkzame leven oefende Pieter verschillende beroepen uit. Op 11-jarige leeftijd was hij boodschappenjongen en in een vakantie van vier weken was bij tabakszakkenbinden (loon 8 stuivers). Na een verhuizing van zijn ouders ging hij als tabaksstripper werken bij Visser in Sneek. Op 13-jarige leeftijd kwam hij als schippersknecht op een aardappelvrachtvaarder van Vink uit Boazum terecht, waar hij 25 stuivers verdiende en de kost per week. Vervolgens was hij een jaar bij een schipper uit Goënga aan boord, later voer hij bij een Zijlstra. Toen o.a. tjalkknecht op een schelpentjalk van Jacob Westerbeek.
Na de staking van 1898, vertrok hij op 19-jarige leeftijd naar Duitsland om in de kolenmijn als brugwerker te fungeren. Voorts werkte hij 3 jaar in Lange Bogem als paardenjongen, bremser, sleper, leerhouwer, houwer en verbouwer. Als 22-jarige kwam hij terecht op een palingaak, die van Heeg en Workum op London voer. In een winterseizoen heeft hij als koekperser (olie-druk) gewerkt bij Van der Lande. Werkte vervolgens als knecht op het beurtschip “Oldamt” op Veendam. Werd later matroos en bootsman op de Schotse schoener “Mary” (wilde vaart). Later werd hij matroos bij Van Ommeren, Den Haag op de “Mijdrecht.” Hij bezocht o.a. New York, Philadelphia, Norfolk, New Leeds, Calveston en Port Arthus. Toen werd hij matroos bij kapitein De Jong op Kralingen. Vervolgens 2 jaar schipper bij Prins Ligne op een luxe-jacht. Als houwer in de mijnen van Limburg kreeg hij een ongeluk met zijn voet. Na een half jaar ziekte werkte hij een half jaar als broodloper. Monsterde vervolgens op de mailboot “Kawi” als kabelgast bij de Rotterdamse Lloyd. Werd toen twee seizoenen zwemmeester in Leeuwarden (1919-1921), vervolgens zwemmeester in Sneek (1921-1939). In de winterseizoenen was hij brugwachter en visventer.
Reacties