Datering
Maker Onbekend

Scheepsmodel van het zeiljacht 'Li', het eerstgebouwde schip in de dertig-kwadraat-klasse.

Scheepsmodel van een zeiljacht uit de dertig-kwadraat-klasse. Op spanten gebouwd. Steven van vurenhout, spanten van triplex, rondhouten van grenenhout, huid dek en interieur van mahoniehout. Schaal 1:20. Tuigage: Het jacht heeft één mast. De mast staat in een mastkoker op het voordek. Aan de bovenkant wordt de mast gehouden door een voorstag en aan weerszijden door twee zijstagen. De voorstag loopt door een oog net achter de steven en is belegd op de nagelbank. De twee voorste zijstagen zijn vastgezet aan oogjes op de gangboorden. De achterste twee zijstagen lopen door ogen op een (niet functionerende) aluminium rail. Deze zijn vervolgens belegd op een klamp op het gangboord. Aan de mast worden zeilen van witte dacron gevoerd: een stagfok en een gaffelgrootzeil. Het voorlijk van de stagfok los van de voorstag. De hals van de stagfok is met een oogje vastgezet op het voordek. De fokkeval loopt door een houten blok aan de top van de mast en is belegd op de nagelbank aan de mastkoker. De fokkeschoten lopen door houten blokken op de gangboorden. Deze blokken zijn bevestigd op (in het model niet functionerende) rail. Na de blokken lopen de fokkeschoten over de kuiprand naar binnen Het grootzeil is voorzien van een rechte gaffel die boven de mast uitsteekt. De gaffel heeft een houten klauw, aan één kant afgeboken. De gaffel wordt gehesen met een klauwval en een piekeval, die zijn belegd op de nagelbank aan de mastkoker. Het voorlijk van het grootzeil is met raktouwen aan de mast bevestigd. De onderkant van het grootzeil is eveneens met raktouwen vastgezet aan de giek. De giek rust met een klauw tegen de mast. Onder de giek een halstalie die door een gatje in het dek verdwijnt.In het achterlijk van het grootzeil zijn oorspronkelijk zes zeillatten gestoken, één daarvan ontbreekt. Aan beide kanten van het zeil het zeilnummer 1 onder een liggende balk. De grootschoot loopt door twee blokken aan de giek, één blok op een overloop op het achterdek en één blok op de kuipvloer. De schoot is vastgezet aan het achtereind van de giek hoewel het lijkt of daar ooit ook eeb blok gezeten heeft. De grootschoot is belegd op een bolder op de kielbalk. Op de top van de mast een rode windvaan. De blokken zijn niet voorzien van lopende schijven. De romp: De voorsteven heeft de vorm van een overhangende lepelboeg. Het achterschip plat en voorzien van een schuine spiegel. De bodem is rond. Het grootspant heeft een U-vorm. Het jacht is voorzien van een vaste kiel met een daar tegenaan gehangen roer. Het model van voor naar achter: Van de voorsteven naar de spiegel loopt horizontaal een stootrand en verticaal een waterlijst. Op het voordek, net achter de voorsteven, twee ogen waaraan de voorstag en de fokkehals zijn vastgezet. Daarachter een bolder met metalen nagel. Van de steven naar de mast loopt over het midden van het dek een opstaande rand. Aan de voet van de mast een nagelbank met zes messing korvijnagels. Daarachter begint de kuip. Van boven gezien heeft de kuip een granaatvorm. De kuip is voorzien van een opstaande kuiprand. Op de gangboorden de rails voor de fokkeschootblokken, en voor de achterste zijstagen en twee houten klampen. In de kuip zijn onder de gangboorden kastjes gemaakt vwaarvan de voorsten gesloten. Voor en midden zijn twee losse dwarsbanken geplaatst. De ruimte onder het voordek is open tot net achter de mastkoker. De bodem is bedekt met een plaat mahoniehout. De ruimte onder het achterdek is afgesloten. Ter hoogte van de achterkant van de kuip is net onder de stootrand de naam van het jacht aangebracht in aluminium letters: 'Li'. Het roer hangt schuin aan de achterkant van de kiel. De roerkoning steekt door het achterdek naar boven. Het helmhout heeft een gebogen vorm. Van de achterkant van de kuip naar het midden van de spiegel loopt een overlangse opstaande rand. Achter het helmhout een metalen overloop voor de grootschoot. De bovenrand van de spiegel is voorzien van een aluminium strip Kleuren: De romp is gelakt. Het onderwaterschip is bronskleurig met uitzondering van het roer en de loodbalast, die zijn zwart. De voorkant van de kiel is rood. Net onder de stootrand is een zilverkleurige bies geplakt. Het dek is gelakt. De waterlijsten en de overlangse lijsten zijn gelakt. De kuip, de mast en de rondhouten zijn gelakt. Accessoires: eenvoudige stander.
Uit informatie van de schenker zou het een model zijn van een jacht uit de zeven-meter-tien klasse. De twee 7.10 meters die voeren onder de naam 'Li' waren eigendom van Dr. Van der Meer uit Leeuwarden. Deze hadden echter beide een boegspriet. Mogelijk is dit daarom een model van de derde 'Li', gebouwd in 1936/'37 voor Dr. van der Meer. Dit schip was de eerste 30m2 gebouwd naar de nieuwe klassereglementen welke waren gebaseerd op de maten van de 7.10-meter Sperwer.
Op de naamlijsten van deelnemers aan zeilwedstrijden in Friesland komt het dertig-kwadraat-jacht met zeilnummer 1 regelmatig voor. Van 1937 tot 1951 blijft het jacht van dr. W.B. van der Meer uit Leeuwarden en later Grou. Van 1952 tot 1980 wordt het jacht gezeild door G.W. van der Meer uit Leeuwarden.
De dertig-kwadraat-klasse is voortgekomen uit de beperkte zeven-meter-tien-klasse van de N.N.W.B. In deze klasse werd naar hartelust geëxpirimenteerd met de vorm van de romp, het roer, de kiel, het tuig, etc. In de dertiger jaren was men het kostbare uitproberen moe. Het bestuur van de N.N.W.B. besloot daarom in 1936 de klasse nieuw leven in de blazen door van de beperkte klasse een eenheidsklasse te maken. De boot van W. Geveke diende als voorbeeld voor ir. Sj. Veeman die de eenheidsklasse zou ontwerpen. Zo ontstond de dertig-kwadraat-klasse, die zeer strikt omschreven was. De lengte was voortaan 7.50 meter en het zeiloppervlak 30 vierkant meter. Veel schepen zijn er echter niet van gebouwd. Het was een nogal duur schip.
literatuur: - Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1982, p. 15-16. - J.K. Kuipers, 'De 30 m² klasse' in: Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1984, pp. 61-66. - J. van Vollenhoven, Wat zeilt daar (Amsterdam, z.j.), p. 88

Identificatie
Titel
Scheepsmodel van het zeiljacht 'Li', het eerstgebouwde schip in de dertig-kwadraat-klasse.
Objectnummer
FSM-2011-105
Objecttype
  • Scheepsmodellen
    Nabootsing van een vaartuig op klein formaat. (Encyclo.nl)
Persistente URL
http://hdl.handle.net/21.12111/fsm-collect-1000022087
Over
Onderwerpen
  • Dertig-kwadraat-klasse
Werk
Breedte
11 cm
Hoogte
53 cm
Lengte
38 cm
Museum
Fries Scheepvaart Museum
Vervaardiging
Maker
  1. Onbekend
Datering
Materiaal
  • Mahoniehout
    Mahoniehout is hout van bomen van het geslacht Swietenia dat voornamelijk in Centraal-Afrika groeit. Deze houtsoort wordt gebruikt voor meubels en betimmeringen. (Haslinghuis)
  • Essenhout
    Essenhout is het hout van de es (Fraxinus excelsior). Essenhout is taai en sterk en is vooral gebruikt voor het vervaardigen van gereedschappen. (Haslinghuis)
  • Eikenhout
    Eiken is het hout van de Quercus robur. Het hout is hard en goed bestand tegen water. Het is in Noord-Europa op grote schaal gebruikt in de bouw, voor schepen, meubels en panelen. (Conservation Dictionary)Eikenhout is het hout van de eikenboom. Eikenhout is een zeer duurzame houtsoort met wijde poriën, en met brede glinsterende spiegels wanneer het dosse gezaagd is. Het is belangrijk materiaal voor balken, kappen, kozijnen, deuren, betimmeringen e.d.. Tot in de 17e zeer algemeen toegepast, tegenwoordig door schaarste kostbaar en als timmerhout vrijwel geheel door naaldhout verdrongen. Het laat zich goed besnijden en is daarom geschikt voor het maken van meubels. Voor betimmeringen gebruikte men graag wagenschot en gekloofde planken. Eikenhout werd doorgaans aangeduid naar de plaats van herkomst of naar de doorvoerhaven: bv. Deventer hout, Zutphense planken, Hasselts hout (aangevoerd langs de Overijsselse Vecht), Rijns eiken, Wezels hout (langs de Lippe, Ruhr en Rijn aangevoerd), Brabants hout. Noords eikenhout kwam uit Noord-Duitsland en de Oostzeelanden. In Oost-Nederland werd veel inlands eiken verwerkt. Thans is er in hoofdzaak Frans, Westfaals en Slavonisch eiken in de handel. (Haslinghuis)Oak is the wood of Quercus robur. The wood is hard and highly resistant to water. It has been widely used in northern Europe in construction, for ships, furniture and panels. (Conservation Dictionary)Oak wood is the wood of the oak tree. Oak is a very durable type of wood with wide pores, and with wide glistening mirrors when cut on the dead end. It is important material for beams, hoods, frames, doors, paneling and the like. Very widely used until the 17th century, nowadays it is expensive due to its scarcity and almost completely replaced by softwood. It is easy to cut and therefore suitable for making furniture. For paneling, people liked to use wagon shot and split planks. Oak wood was usually designated by its place of origin or transit port: e.g. Deventer wood, Zutphen planks, Hasselt wood (supplied along the Overijsselian Vecht), Rhenish oak, Wesel wood (supplied along the Lippe, Ruhr and Rhine rivers), Brabant wood. Nordic oak wood came from northern Germany and the Baltic countries. In the eastern Netherlands a lot of native oak was processed. Nowadays mainly French, Westphalian and Slavonian oak is in trade. (Haslinghuis)
  • Grenenhout
    Grenenhout is een houtsoort dat afkomstig is van de grove den (Pinus silvestris) met roodbruine noesten en jaarringen, harsrijk, vrij duurzaam. Deze houtsoort is voornamelijk uit Scandinavië en de Oostzeelanden ingevoerd. Oorspronkelijk werd het aangeduid als vuren, doordat de grove den in Noorwegen furuen wordt genoemd. Het hout van de zilverspar (granen) wordt sinds de 17e eeuw in Nederland vuren genoemd, dat van de grove den grenen. Deze verwarrende naamsverwisseling dient bij het lezen van oude bronnen terdege in de gaten gehouden te worden. (Haslinghuis)
Aankoop & Licentie
Licentie
BY-SA